Afscheidsrede Han Meyer: ‘The City of the Future – The Future of Urbanism’

Nieuws - 23 november 2016 - Communication BK

Op 9 december 2016 hield Han Meyer zijn afscheidsrede ‘The City of the Future – The Future of Urbanism’. Heeft u de afscheidsrede gemist? Bekijk deze dan hier online.

 ‘Wij stedenbouwkundigen kunnen het niet alleen’

In zijn 26 jaar als stedenbouwkundige bij de faculteit stond de relatie tussen privé en openbaar in het ruimtelijk domein altijd centraal. Publicaties als ‘Atlas van het Hollandse bouwblok’, ‘De kern van de stedebouw’ en ‘Atlas van de Nederlandse waterstad’ gebruikte hij om die relatie nauwgezet te omschrijven. Dat wil overigens niet zeggen dat die verhouding statisch is. “Wie in de jaren tachtig in slaap is gevallen, wordt nu wakker in een onherkenbare wereld”, zegt Meyer. “Die werd destijds bepaald door de industriële economie. In de nieuwe realiteit hebben veranderde opvattingen over de rol van de overheid en, als gevolg daarvan, de afbraak van de verzorgingsstaat grote gevolgen gehad voor de stedenbouw. Klimaatverandering en energietransitie zijn de andere grote uitdagingen die ons vakgebied opnieuw inkleuren.” 

Urban Deltas

Meyer onderscheidde zich de laatste decennia vooral door zijn onderzoek naar deltagebieden en transformaties van havengebieden. Een onderwerp dat nauw gerelateerd is aan klimaatverandering. Hij werkte bij Dienst Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw (DROS) – nu dS+V - in Rotterdam aan de Kop van Zuid en de Stadshavens en promoveerde in 1997 in Delft cum laude op ‘De stad en de haven’. Vervolgens was hij sinds 2001 als hoogleraar Urban Design wereldwijd betrokken bij deltaontwikkelingen met hulp van een stuk of tien promovendi. Van New Orleans tot Buenos Aires en de Chinese Pearl River Delta.

Delta’s zijn door hun vruchtbaarheid en economisch strategische ligging aan het stroomgebied van grote rivieren de hotspots van deze aarde. Mensen worden massaal naar de metropolen gezogen die vaak juist op deze plaatsen ontstaan. Klimaatverandering maakt ze ook de meest kwetsbare plaatsen op aarde. Superstormen en zeespiegelstijging zijn bedreigingen voor honderden miljoenen deltabewoners wereldwijd. Tegelijkertijd wordt het natuurlijk vermogen van delta’s om zich te herstellen steeds meer aangetast door de toenemende bewoning en bebouwing. Zoeken naar innovatieve oplossingen is een kluif waarop Meyer zich als hoogleraar met passie stortte. En daarmee gaat hij door na zijn emiraat: voor twee dagen per week gaat hij verder met de nieuwe leerstoel Delta Urbanism.

Cover of the book Delta Urbanism, the Netherlands

Wat moet er anders in deltagebieden?

In de eerste plaats moet er meer aandacht komen voor het herstellend vermogen  van deltagebieden – ‘building with nature’.  Een Nederlandse voorbeeld is het Ruimte voor de Rivier-programma. Dat geeft niet alleen de natuur vrij baan, het opent ook kansen voor riviersteden. De zandmotor voor de kust is ook een mooi voorbeeld; versterking van de vooroevers gebeurt hier door gebruikmaking van natuurlijke krachten.
Ondanks het ongeëvenaarde succes dat we al zestig jaar overstromingsvrij zijn, is er zeer terecht discussie ontstaan hoe we de balans tussen stedenbouw en natuur kunnen verbeteren. Dat speelt ook in het IJsselmeergebied, met de uitbreidende stad Amsterdam, en in de metropoolregio Rotterdam-Den Haag.

De ontwikkelde kennis daarover kon u ook uitdragen in het buitenland, bijvoorbeeld New Orleans. Bent u daar trots op?

In New Orleans haalden ze de Nederlanders erbij, want die zouden de oplossingen wel kennen. Maar achteraf denk ik dat het minstens even belangrijk voor ons is geweest als voor hen. New Orleans was een soort laboratorium waarin we konden onderzoeken hoe je de reorganisatie van het stedelijke watersysteem kunt gebruiken om de stad ruimtelijk structureel te verbeteren. We werden gedwongen om ons met een compleet nieuwe opgave bezig te houden. 

Welke inzichten deed u er op?

New Orleans zat al sinds de jaren zestig in een neerwaartse spiraal, economisch en qua bevolkingsopbouw. De orkaan Katrina versnelde dat proces. Toen het Army Corps of Engineers doodleuk de bezweken structuren wilde gaan herstellen – in afwachting van de volgende superstorm – kwam er protest. Herstel van zwakke structuren en wijken had geen zin, we moesten grootschalig ingrijpen om nieuwe mogelijkheden voor economische en sociale ontwikkelingen mogelijk te maken. Niet alleen meer wateropvangcapaciteit op pleinen en lanen, maar ook een structuurontwikkeling op metropolitaan niveau. Een rommelige, binnenstedelijke strip tussen het vliegveld en downtown New Orleans is veranderd in een grote verbindende hoofdstructuur die nieuw economisch groeiperspectief biedt. Dat maakt de stad comfortabeler en veiliger. De stad heeft ook een nieuwe trots ontwikkeld als ‘The American Water City’. 

Is dat voor Nederland ook relevant?

Absoluut, de bevolking van het deltagebied Randstad groeit en dat vergt een nieuwe aanpak van de bijbehorende ruimtelijke opgaven. We hebben een groene regionale hoofdstructuur nodig, ingebed in een nieuw idee van waterveiligheid. De weg die is ingeslagen met projecten als Ruimte voor de Rivier moeten we combineren met de stedelijke groeiopgave. Het kan, in Nijmegen is het ook gelukt. De destijds fel bekritiseerde sprong over de rivier heeft daar een nieuw waterpark opgeleverd waar nu iedereen blij mee is. Zoiets kan in de Rotterdamse Stadshavengebieden ook.  

We zijn dus op de goede weg. Hoe zit het met de toekomst van het vakgebied – het tweede deel van uw afscheidsverhaal ‘The City of the Future – the Future of Urbanism’?

Wij als stedenbouwkundigen kunnen het niet alleen. We kunnen het alleen in nauwe samenwerking met onder meer civiel ingenieurs en specialisten in bestuurlijk management. Er is veel meer interdisciplinaire samenwerking nodig. De opgave die wacht, reikt verder dan een pure ontwerpopgave, maar het is ook niet simpel een technisch kunstje. Dat verandert de toekomst van ons vakgebied.

Wat zijn de gevolgen voor uw leerstoel, het stedenbouwkundig ontwerpen?

We moeten afscheid nemen van het functionalisme. In de twintigste eeuw heerste het idee dat steden en gebouwen primair een functie moesten dienen. Gevolg: als die functie verviel, werden gebouwen en stadsdelen onbruikbaar. Steden en gebouwen moeten ontworpen worden op verandering. Dat heeft ook grote gevolgen voor de rol van het ontwerp. Het ontwerp is steeds belangrijker als een motor en drager van veranderingsprocessen, in plaats van een eindresultaat.ir end result.”

Wat is uw belangrijkste bijdrage geweest aan het vakgebied?

Ik vind ‘De kern van de stedebouw’ wel een belangrijke bijdrage. Daar staat alles in, haha. Een van de opgaven van ons vak is het opstellen van regels hoe we stedelijke ontwikkeling in goede banen kunnen leiden en aangeven welke mogelijkheden er zijn. Deze boeken bieden een leidraad hoe je zoiets doet. De 'Atlas van het Hollandse bouwblok' – een bestseller waaraan we samen met mensen van de Afdeling Architectuur hebben gewerkt  - geeft een hele ontwikkelingsgeschiedenis van bouwblokken, woningtypes en verkavelingen. Dat is basismateriaal waarmee je aan stedenbouwkundige opgaven kunt werken. Mijn ontdekkingstocht op het gebied van delta urbanisme zet ik straks voort in mijn nieuwe leerstoel.

Wat is uw advies aan uw opvolger?

Ik hoop dat hij ook de relatie openbaar en privé als het centrale vraagstuk ziet voor de stad van de 21ste eeuw, plus de omgang met de natuurlijk omgeving. En ik hoop dat hij voelt voor een nauwe en vruchtbare samenwerking met de nieuwe leerstoel.