TU Delft en NFI slaan handen ineen om forensisch onderzoek te innoveren

Nieuws - 26 maart 2021 - Webredactie

Hoe valt iemand na een duw of sprong naar beneden? Hoe kan je goed onderzoek doen op een plaats delict? Kan een computermodel het tijdstip van een overlijden vaststellen? En hoe haal je alle sporen op een goede manier uit een telefoon? Het zijn zo maar wat voorbeelden van onderzoeken die de TU Delft en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) samen uitvoeren. Vandaag is de samenwerking verstevigd door het tekenen van een gezamenlijk ‘Memorandum of Understanding’.

“Voor het NFI is investeren in R&D en innovatie essentieel om state-of-the-art te zijn en te blijven,” zegt dr. Annemieke de Vries, directeur wetenschap en technologie van het NFI. De ontwikkelingen in de forensische wereld gaan heel snel. “Kijk bijvoorbeeld naar de toegenomen digitalisering en nieuwe technieken om informatie te versleutelen. Om klaar te staan voor de forensische vraag van morgen moeten we continu investeren en vernieuwen. Voor het NFI is de TU Delft een belangrijke partner, omdat in het forensisch onderzoek (nieuwe) technologie een belangrijke rol speelt. De technische universiteit staat vaak aan de basis van de voor het zaakonderzoek bruikbare nieuwe ontwikkelingen. Wij kunnen vervolgens onderzoeken of het toepasbaar is op de forensische praktijk.” Professor Aukje Hassoldt, decaan van de faculteit Techniek, Bestuur & Management aan de TU Delft, sluit zich hierbij aan. Ze vervolgt: “Doordat wij als twee kennisinstellingen onze krachten bundelen zijn we in staat om sneller en degelijker nieuwe wetenschappelijke inzichten en innovaties te realiseren. Ook kunnen we gezamenlijk de banden met belangrijke partners als OM en Politie verstevigen.”

Meerwaarde samenwerking

Onderzoekers van het NFI en de TU Delft kennen een lange geschiedenis van samenwerken op het gebied van forensisch wetenschappelijk onderzoek. De TU Delft en het NFI doen dit nu bijvoorbeeld in het project Icarus. In dit project wordt de bruikbaarheid van een biomechanisch mensmodel onderzocht, om te reconstrueren wat is gebeurd bij een val- of geweldsincident. Of om de scenario’s op een plaats delict te testen. Een voorbeeld van vragen die kunnen spelen zijn: Is de overledene van de trap gevallen, is er geduwd of is hij misschien helemaal niet gevallen, maar later onderaan de trap neergelegd om het een ongeluk te doen lijken? Het is van groot belang voor de opsporing dat dit snel inzichtelijk wordt gemaakt om de juiste keuzes te kunnen maken in een onderzoek. Momenteel onderzoekt een stagiair van de TU Delft met onderzoekers van het NFI of een mensmodel dat veel in veiligheidsstudies in de automobiel industrie wordt gebruikt, ook bruikbaar is voor forensische reconstructie van duw- en valbewegingen op de plaats delict.

Andere voorbeelden

In het Europese project Formobile worden door de TU Delft en het NFI momenteel tools ontwikkeld om snel zo veel mogelijk bruikbare data uit telefoons te halen. Bijvoorbeeld door nieuwe methoden voor het ontsleutelen van versleutelde data te ontwikkelen. Of door een slimmere selectie te maken uit beschikbare data door verschillende sporen met elkaar te combineren. In het project Therminus onderzoeken wetenschappers van de TU Delft met het NFI of er een nog beter model ontwikkeld kan worden dat het overlijdenstijdstip zo goed als mogelijk kan vaststellen. Nu bepaalt de patholoog- wanneer een overleden persoon is overleden. Met het programma wordt veel meer rekening gehouden met het individu en zijn directe omgeving. Er wordt zo goed als mogelijk rekening gehouden met het gewicht en lichaamssamenstelling van het slachtoffer. Of wordt bijvoorbeeld gekeken naar de hoeveelheid vetweefsel. Daarnaast worden omgevingsfactoren zoals de warmte geleiding van de kleding en de ondergrond meegenomen in het model. De temperatuur van het slachtoffer wordt op meerdere plekken op het lichaam gemeten, als ook de omgevingstemperatuur.

Stapje verder dan in het verleden

De TU Delft en het NFI gaan gezamenlijk nieuwe onderzoeksgebieden verkennen, om samen baanbrekend onderzoek te doen, innovaties aan te jagen en talent aan te trekken. Zo worden de terreinen van Data Science en de (ethische) inzet van Artificial Intelligence (AI) verkend. En er wordt gekeken hoe scenario’s beter gevisualiseerd kunnen worden en daarnaast natuurlijk ander fysisch, chemisch, mechanisch en biomechanisch onderzoek. De invloed van nieuwe technologische ontwikkelingen en de toegenomen digitalisering bij forensische vraagstukken vragen om een nog sterkere gezamenlijke inzet van het NFI en de TU Delft op kennisopbouw en toepassing dan voorheen. Het tekenmoment was een officieel moment waarop beide organisaties zich committeren aan het strategisch versterken én uitbreiden van de samenwerking: “We willen meer dan alleen samenwerken op het gebied van onderzoek,” aldus Hassoldt: “Zo kan het NFI studenten een stageplek bieden, wij kunnen NFI-ers colleges laten geven en we willen medewerkers eens bij elkaar in de ‘onderzoekkeuken’ laten meekijken.”

Samenwerking met meerdere partners

Naast deze intensivering van de samenwerking werken NFI en de TU uiteraard ook met andere partners samen, zoals de forensische ketenpartners OM en Politie en andere universiteiten in binnen en buitenland. “Met partners zoals de politie maar ook universiteiten en netwerk organisaties als het Co van Ledden Hulsebosch Center (CLHC) zijn we altijd op zoek naar mogelijkheden om forensisch onderzoek te optimaliseren. Wat we zelf niet in huis hebben kunnen we door samen te werken wel binnen ons bereik brengen,” aldus de Vries. “Voor het innovatieve onderzoek is de directe connectie met de forensische praktijk essentieel. Samenwerken past dan ook in de visie op forensisch onderzoek”.

Wanneer is de samenwerking succesvol? De Vries: “Wanneer NFI-ers en onderzoekers van de TU Delft elkaar nog makkelijker weten te vinden en een nieuwe impuls geven aan het wetenschappelijk onderzoek. Samen onderzoek doen geeft nieuwe inzichten en energie. Het zou mooi zijn wanneer we een aantal concrete innovaties de komende jaren implementeren in het zaakonderzoek.”