Input van architecten en woningcorporaties over het transformatiekader

Vertegenwoordigers van woningcorporaties uit Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben samen met een aantal renovatie-architecten twee workshops bijgewoond om aan de hand van een testcase feedback te geven over het transformatiekader en de uitkomsten van de vragenlijsten. De discussie ging over de waarde en prioriteit van de ingrepen die het transformatiekader voorstelt. Op basis van hun ervaringen uit het verleden gaven de woningcorporaties en renovatie-architecten de voorkeur aan de volgende ontwerpinterventies (genoemd in orde van prioriteit):

  1. Het gebouw uitbreiden om ruimte te creëren voor extra woningen of het vloeroppervlak vergroten, bijvoorbeeld met beglaasde balkons aan de tuinzijde. Een groter vloeroppervlak leidt tot een verdichting van de buurt, meer inkomsten voor de woningcorporatie en lagere bouwkosten, en meer mogelijkheden om in ingrepen te investeren. Zo kunnen er toegankelijke woningen op de begane grond worden gecreëerd, kunnen er uitbreidingen aan de tuinzijde worden gebouwd en kunnen er wooneenheden op het dak worden neergezet.
  2. De energiebehoefte verkleinen door de schil van het gebouw te isoleren, zodat een systeem voor lage- of middentemperatuurverwarming in de woning kan worden geïnstalleerd, in combinatie met mechanische ventilatie. In de toekomst zal de toepassing van verschillende soorten warmtepompen mogelijk worden.
  3. Verouderde keuken, badkamer, toiletten en bergruimtes renoveren. Dat is belangrijk voor de kwaliteit van de woningen en maakt het mogelijk om nieuwe service-installaties, particuliere voorzieningen en schachten aan te leggen.
  4. De gehorigheid van de woningen verminderen, hoewel dit lastig is wanneer de woning nog bewoond wordt. Technisch gezien is een zwevende vloer de meest effectieve oplossing, maar dit is vrijwel onmogelijk in een volledig gemeubileerde woning. Plafondisolatie (d.w.z. een zwevend plafond) zou een oplossing kunnen zijn.
  5. Het aanleggen van complexe verwarmingssystemen en -installaties op basis van hernieuwbare energie in de gebouwen is te duur en te ingewikkeld voor huurders. Het advies is hier om het eenvoudig te houden en te kiezen voor collectieve in plaats van individuele oplossingen. Op dit moment maken woningcorporaties gebruik van individuele verwarmingssystemen op basis van aardgas. Het is aannemelijk dat in de toekomst alle woningen verbonden zullen zijn met een warmtenet van 700 C en gebruik zullen maken van externe hernieuwbare energie.

De woningcorporaties wezen op de volgende urgente problemen: een tekort aan nieuwe portiekwoningen en de stagnerende mobiliteit van huurders op de woningmarkt in stedelijke regio’s, en de traagheid van gemeenten om voor elke wijk een toekomstig warmtedistributiesysteem aan te wijzen. De meest kansrijke optie voor de naoorlogse woningvoorraad is zoals gezegd een regionaal open warmtenet (van 700 C) en portiekwoningen die zijn verbeterd naar energielabel B of hoger.