Het klimaat in steden kan fors warmer zijn dan erbuiten, maar daaraan is met beplanting, materialen en goede positionering van straten en bebouwing best wat aan te doen. Je moet het stedenbouwkundigen alleen wel leren in de opleiding, stelt promovendus Marjolein Pijpers-van Esch.

Het zogenoemde urban heat island-effect kan een verschil in temperatuur tussen stad en omgeving opleveren van wel 9 graden Celsius. De mate van verstening speelt daarbij een belangrijke rol. Een stad vol beton en steen is veel heter dan een stedelijke omgeving met schaduwrijke parkjes en bomen langs de straten. Het positieve effect van groen op problemen met hitte-eilanden is bekend. Lichte gevel- en bestratingsmaterialen hebben ook invloed op het microklimaat doordat ze de zon reflecteren, terwijl een gemetseld gebouw hitte veel langer vasthoudt dan een gebouw met een stalen of glazen gevel. De rol van de wind in het stedelijk klimaat is eveneens te sturen: rond goed ontworpen hoogbouw waaien mensen niet van hun fiets. En een gesloten bouwblok draagt bij aan vermindering van geluidhinder in de stad. “Kortom, de stedenbouwkundige heeft een hele set van knoppen waaraan hij kan draaien om het microklimaat te verbeteren. Op iedere plek en voor iedere stedenbouwkundige opgave”, zegt Marjolein Pijpers. “Grote vraag is waarom ze daarmee zo weinig doen.”

Voor haar promotieonderzoek ‘Designing the urban microclimate - A framework for the dissemination of knowledge on the urban microclimate to the urban design process’ bracht ze niet alleen alles in kaart wat we al weten over stedelijk microklimaat en wat de gevolgen kunnen zijn voor gezondheid en welbevinden van inwoners. Ze benaderde ook een groot aantal stedenbouwkundigen met de vraag hoe ze hun informatie over het stedelijke microklimaat verzamelen. Hoe ontvangen ze die het liefst – met veel tekst en cijfers of liever met plaatjes en grafieken? De uitkomst was helder: stedenbouwkundigen zijn geen grote lezers, ze kijken liever plaatjes. Uit haar onderzoek bleek de belangstelling voor het onderwerp groot is en er zijn veel vragen over. Maar in de praktijk blijft het veelal beperkt tot bezonningsstudies. Als het al tot onderzoek van het microklimaat komt, gebeurt dat vaak pas aan het einde van het ontwerpproces.

Wat we eraan kunnen doen? In de eerste plaats zou het onderwerp integraal onderdeel moeten zijn van de opleiding tot stedenbouwkundige, stelt Pijpers. “Als je niet weet wat werkt en waarom, zul je het ook niet toepassen.” Dwingender wetgeving is volgens haar ook wenselijk. Want een stad die onnodig te warm, te lawaaierig en teveel luchtvervuiling heeft, maakt haar inwoners ziek. Bij een goed ontworpen stad hoort een goed ontworpen microklimaat.

Gepubliceerd: juli 2015