Jongeren die in China een woning willen kopen, zijn in grote mate afhankelijk van financiële hulp van hun ouders, zo blijkt uit het promotieonderzoek van Wenjing Deng. Het overheidsbeleid zou volgens haar meer moeten investeren in de ontwikkeling van een gezonde huurmarkt, zodat jongeren minder afhankelijk zijn van hun ouders.


Tientallen jaren van hervormingsbeleid in China hebben geleid tot een volkshuisvestingssysteem waarin eigenwoningbezit centraal is komen te staan. Veel Chinese jongeren hebben moeite om een betaalbare woning te vinden; financiële hulp van hun ouders is voor hen van cruciaal belang. Daar staat in de regel de morele plicht tegenover dat zij hun ouders op hun oude dag zullen onderhouden. De woningmarkt leidt zo tot ‘intergenerationele transfers’. Dit geldt nog sterker voor ouders die in landelijke gebieden wonen en daardoor weinig aanspraak kunnen maken op overheidsvoorzieningen.

Hervorming van het Chinese woonbeleid

Vóór 1978 hadden werknemers die loyaal waren aan de overheid de beste mogelijkheden op de woningmarkt. In die periode werden woningen toegewezen volgens bureaucratische principes, waarbij het inkomen van het huishouden geen rol speelde. Vanaf 1978 worden huurwoningen (aandeel destijds 72%) op grote schaal omgezet in koopwoningen en worden nieuwe koopwoningen gebouwd (aandeel 75% in 2010). Hervormingen van onder meer de financiële markten en de ruimtelijke planning zorgden voor de introductie van een ‘vrije’ koopwoningenmarkt. Pas sinds 2011 investeert de overheid ook weer in sociale huurwoningen.

Onderlinge verschillen positie mannen en vrouwen

Jonge mannen krijgen vaker en meer financiële steun van hun ouders dan jonge vrouwen, zo bewijst Deng. Hierdoor is het voor vrouwen lastiger om vermogen op te bouwen en financiële zelfstandigheid te realiseren; vrouwen die enig kind zijn of uit de stad afkomstig zijn slagen hier relatief nog het best in. En hoewel de man in China traditioneel de woningeigenaar is, zijn er ook vrouwen die het eigenaarschap van de woning met hun echtgenoot delen, of die tijdens het huwelijk zelf of samen met hun echtgenoot een extra woning kopen. Het slechtst af zijn de vrouwen die van het platteland naar de stad zijn verhuisd. Zij hebben dikwijls geen werk en zijn economisch volledig afhankelijk van hun echtgenoot.

Twee hoofdsystemen van sociale coördinatie

Dengs hypothese is dat er in het huidige China twee ‘hoofdsystemen van sociale coördinatie’ zijn ontstaan. Aan de ene kant is er een groep die kiest voor een koopwoning, die sterk leunt op de ouders van de man. Onderling wordt hierin geregeld dat het jonge stel de ouders in de toekomst zal ondersteunen: een systeem dat is ingericht volgens de principes van ‘homeownership-based welfare’. Een tweede systeem is een eigendomsneutraal woonbeleid, een sterk ontwikkelde verzorgingsstaat, relatief geringe afhankelijkheid tussen ouders en kinderen en gelijke mogelijkheden voor mannen en vrouwen. In China is op dit moment het eerste systeem van sociale coördinatie van kracht. Toch zijn er volgens Deng aanwijzingen dat het land zich in de toekomst in de richting van het tweede systeem kan ontwikkelen.

Meer investeren in huurmarkt

De hervormingen in China in de afgelopen decennia hebben een grote impact gehad op het volkshuisvestingssysteem. De woningkwaliteit is sterk gestegen en de transitie naar een markteconomie heeft de huisvestingsmogelijkheden beïnvloed, ook voor jongeren. Maar niet zozeer het inkomen van de jongeren zelf als wel de mate waarin ze financiële steun kunnen krijgen van hun ouders bepaalt of ze een woning kunnen kopen. Dit kan jongeren ook demotiveren en een negatief effect hebben op de Chinese economie. Dengs advies is dat de overheid meer zou moeten investeren in de ontwikkeling van een gezonde huurmarkt, zodat jongeren minder afhankelijk zijn van hun ouders en ook jonge vrouwen meer kansen hebben op een woning.

Gepubliceerd: september 2018