Modernisme is geen 20ste-eeuwse architectuuropvatting, maar de grondhouding van elke bouwmeester die vernieuwing zoekt. Dat geloofde althans architect en vrijmetselaar Henk Wegerif. Met vernieuwende ontwerpen wilde hij de mens beschaven.

Een goed fabrieksgebouw heeft lichte, aangename werkruimtes voor de arbeiders en is in harmonie met zijn omgeving. Het is typisch voor de architectuuropvatting van Ahazuerus Hendrikus Wegerif (1888-1963). De autodidact uit Apeldoorn ontwierp ook steevast in arbeiderswoningen een extra kamertje waarin bewoners zich konden terugtrekken voor studie en bezinning. Een villa of landhuis was bij hem nooit zomaar een rechthoekige doos, maar had door kunstenaars ontworpen glas-in-lood ramen en tegelwanden. “Hij wilde de mens verheffen met goede architectuur”, zegt promovendus Thomas.
Hoe dat moest, leerde hij niet op de universiteit. Wegerif was een telg uit een geslacht van bouwers en architecten. Architectuuronderwijs vond zijn vader onnodig, hij nam zijn zoon na de lagere school direct in de leer. Resultaat: Wegerif ontwierp al op zijn achttiende zijn eerste woonhuis: ‘De Klaproos’. Na kortstondig te hebben gewerkt bij een architectenbureau in New York, stichtte hij terug in Apeldoorn in 1909, op 21-jarige leeftijd, zijn eigen bureau. Daarmee zou hij, volgens de telling van Thomas, liefst 550 werken realiseren.

In hetzelfde jaar trad hij ook toe tot de Orde der Vrijmetselaars. Die beweging zou grote invloed op zijn leven hebben. Hij richtte zelfs een nieuwe - Haagse - loge op en schopte het tot grootmeester. De invloed op zijn werk is te zien in details als zwart-wit geblokte tegelvloeren en gekartelde randen rond gevelvlakken, maar ook in zijn toewijding aan de Gulden Snede. Die zorgt voor harmonie onder de mensen, volgens de overtuiging van de vrijmetselaars.
Aangezien het merendeel van zijn werk bestaat uit villa’s, veronderstelde Thomas dat Wegerif zijn maçonnieke netwerk wel zou hebben gebruikt voor het verwerven van de talloze particuliere opdrachten. Dat bleek een misvatting. Uit naspeuring in de archieven van het Centraal Maçonniek Centrum bleek dat geen enkele opdrachtgever vrijmetselaar was. Wel schreef hij een aantal studiebladen voor de Vereniging Tempelbouw.

In de Tweede Wereldoorlog weigerde Wegerif te tekenen voor de Kultuurkamer. Dat kostte hem gedurende vijf jaar zijn werk als architect. Hij zat niet bij de pakken neer, maar wijdde zich aan publicaties. Zo schreef hij een serie boeken getiteld 'Bouwmeesters der Middeleeuwen en hun werken'. In zijn grondige studies van kathedralen in heel Europa bracht hij de harmonie van het ontwerp, maar ook de moderniseringen van zijn verre voorgangers in kaart. Hij zag daarin zijn eigen innovatiedrang weerspiegeld. Wegerif introduceerde bijvoorbeeld in Villa Solheim in Delft innovatieve holle baksteenvloeren. Thomas: “Het typeert de man. Voor hem zijn echte modernisten zij, die de gebaande paden verlaten en hun eigen weg uitstippelen.” 

Gepubliceerd: december 2014