De beste van de TU. En dan?

De titel ‘Best Graduate of TU Delft’ (uitgereikt door het Universiteitsfonds Delft) bestaat sinds 2004. Hoe is het de eerste vier beste afstudeerders vergaan en wat zijn hun lessen voor ‘gewone’ studenten en alumni?

‘Mijn instelling in het leven verandert’

Scheikundig ingenieur Maaike Kroon was de allereerste ‘Best Graduate of TU Delft’. Haar afstuderen versnelde een nieuwe productiemethode voor de chemische en farmaceutische industrie, een ongekende doorbraak voor een afstudeeronderzoek. Niet alleen de TU eerde haar, ook DSM deed dat. Kroon wilde door met haar onderzoek. Haar toenmalige decaan en de latere rector Karel Luyben vond geld voor het eerste halve jaar promoveren; daarna was het aan Kroon zelf om financiering te vinden. 

Na twee jaar promoveerde zij al. Natuurlijk had zij daar-voor genoeg informatie verzameld, maar er was ook een financiële noodzaak: het geld voor haar aanstelling was op. Daarna vertrok ze naar Barcelona en Stanford en werd ze op haar 29ste hoogleraar separation technology aan de TU Eindhoven. Een kleine vijf jaar later werd ze hoogleraar aan het Petroleum Institute in Abu Dhabi. 

Dat is ze nu nog, naar volle tevredenheid. Waarom? “In Nederland kost het schrijven van onderzoeksvoorstellen dertig procent van je tijd. Hier kan ik vol gaan voor mijn onderzoek in een dynamische en jonge omgeving, krijg ik goed betaald, is de werksfeer rustiger en heb ik tijd voor mijn gezin. En dat op zes uur vliegen van Nederland.” Kroon heeft tijd om na te denken over haar leven.  “Mijn instelling in het leven verandert, ik vind andere dingen belangrijk: vrienden, familie, nieuwe dingen ontdekken. Als de kinderen wat ouder zijn, zullen we zeker teruggaan naar Nederland. Daarna wil ik best in de wetenschap werken, maar niet meer zoals voorheen.”

Foto (c) Bob Bronshoff

‘Salaris is te dun om voldoening uit te halen’

Gert Kragten studeerde af op de analyse van een handprothese-mechanisme. Hij vond dat niet alleen mechanisch interessant, maar ook maatschappelijk relevant. Van zijn titel ‘Best Graduate of TU Delft’ hoorde hij in India, waar zijn vrouw en hij vrijwilligerswerk deden. “Dat was een verrassing. Het voelde alsof het me gegund werd”, herinnert hij zich. 

De prijs hielp hem zijn twijfels in perspectief te plaatsen tijdens zijn promotie over robothanden. “Het was brandstof om door te gaan als ik me afvroeg of ik het wel kon. Dat mijn werk door anderen was gezien en erkend, gaf houvast.” In 2011 promoveerde Kragten. Omdat hij tot dan toe puur theoretisch en solistisch had gewerkt, wilde hij de praktijk in. Bij Lely in Maassluis, een bedrijf dat onder meer melkrobots bouwt, vond hij praktische uitdaging en samenwerking: organiseren, uitproberen, regelen, in een overall boerderijen langs. “Dat bracht me teamgeest en praktische vaardigheden. Wel vroeg ik me soms af: gebruik ik mijn academische vaardigheden nog genoeg?” 

Zo kwam Kragten terecht bij zijn huidige werkgever, fluid and motion control-bedrijf Gevasol. Kragten is er ‘een brug tussen klant en engineers en tussen engineers en productie’. “Ik probeer oogkleppen te vermijden.”

Intussen denkt Kragten na over de toekomst. Hij wil Gevasols engineering afdeling naar Delft halen, en studenten, kinderen en mensen met afstand tot de arbeids-markt aantrekken. “De afstand tussen theorie en de praktijk kan erg groot zijn, terwijl je elkaar juist aan nieuwe ideeën kunt helpen. Dat is enorm stimulerend, ook voor mij.”

Foto (c) Sam Rentmeester

‘Ik duik graag in nieuwe werelden’

Helma van Rijn wist dat haar afstudeerbegeleiders tevreden waren, maar dat ze een tien zou krijgen was een verrassing. Van Rijn ontwierp interactief speelgoed waarmee kinderen met autisme hun taalvaardigheid kunnen ontwikkelen. Ze heeft grote interesse in moeilijk bereikbare doelgroepen. “Ik duik graag in nieuwe werelden”, verklaart Van Rijn. Die eigenschap wil ze gebruiken om de zorg te verbeteren. “Nu begeleid ik voor mijn huidige werkgever Muzus een project met daklozen. Ik wil mensen beter begrijpen, leren wat ze nodig hebben, hoe ik ze kan helpen, een ontwerp kan maken dat nuttig is. Dat doe ik door veel te vragen en goed te luisteren.” 

Tijdens de promotie die volgde op haar afstuderen, was het niet anders. Ze wilde leren van het contact met mensen met dementie en autisme. Er kwam zelfs een product op de markt, dat mensen met dementie activeert door herinneringen. Die promotie was niet iets waar ze als student al op gebrand was, vertelt Van Rijn. “Het was de invloed van de ‘beste afstudeerder’ dat dat gebeurde. Het maakte me zichtbaar en zo kreeg ik mijn onderzoek gefinancierd.” 

Van Rijn heeft altijd een stap extra gezet. “Ik ben perfectionistisch en wil iets bijdragen”, vertelt ze. En dus haalde ze een propedeuse psychologie naast haar  studie industrieel ontwerpen, deed ze een onderzoekstage bij studievereniging I.D., bracht ze producten op de markt en houdt ze zo soms gastlezingen op de TU. Haar tip voor anderen? “Laat zien waar je voor gaat en toon dat je ondernemend bent.”

Foto (c) Sam Rentmeester

‘Werkgevers moeten je enthousiasme zien’

Dat Dawid Strebicki een architectenbureau heeft in Polen, het land dat hij als tienjarige verliet, was niet gepland. In 2011 kwamen zijn Poolse vriendin en hij voor de keuze: blijven we hier of willen we een nieuw avontuur? “Haar ouders in Polen hadden een grote zolder. Daar zijn we ons ontwerpbureau gestart met projecten in België en Polen.”

Strebicki kreeg in 2008 een tien voor zijn afstuderen: een ontwerp voor een middelbare school in een achterstandswijk in Amsterdam-Noord. Dat cijfer relativeert hij: “Veel gaat in de architectuur om emotie. Ik had veel werk uitgevoerd. Ik heb goede herinneringen aan onze afstudeergroep: we inspireerden en stuwden elkaar omhoog.” 

Het was crisis in de bouw toen Strebicki afstudeerde. Toch was hij twee weken later al aan het werk in Rotterdam. Mooi, maar het klikte niet. “Ik kon er mijn energie niet kwijt. Al snel ben ik overgestapt naar het kleinere, Vlaamse bureau van mijn afstudeerdocent. Daar kon ik veel leren. Ik was er met iedereen tegelijk in gesprek, van politicus tot metselaar.” Hij heeft een competitief beroep, vindt Strebicki, waarin veel neerkomt op jezelf als ontwerper. Dat begint al tijdens de studie. “De manier van onderwijzen stuwde ons voor mijn gevoel in de richting van een eigen bureau. Ik weet niet of dit mijn perceptie is of dat de meesten zo terugkijken op hun architectuurstudie.” Eén les blijft voor Strebicki overeind: “Klanten en werkgevers moeten je enthousiasme zien, je moet ze het gevoel geven dat ze je kunnen vertrouwen. Anderzijds word je sterk beoordeeld op je realisaties. Dat is nog belangrijker gebleken dan een diploma.”

Foto (c) Mateusz Bieniaszczyk