De eerste vrouwelijke ingenieur van Bandung

‘Die ene vrouw was mijn oma’, schreef een lezer in reactie op het stukje over honderd jaar Technische Hogeschool in Bandung (julinummer Delft Integraal). Wie was de vrouw uit de eerste lichting studenten civiele techniek in voormalig Nederlands-Indië? Kleindochter Annette Lievaart vertelt het verhaal van haar grootmoeder Lies Odenthal.

Oma Elisabeth Odenthal is duidelijk herkenbaar bij de afstudeerceremonie van de eerste lichting studenten op 1 juli 1924. Opa Dolf Kist is de tweede student links van de pedel. (Foto: Annette Lievaart)

Haar naam was Elisabeth Antoinette Odenthal (Lies voor intimi). Zij is geboren op 27 april 1902 in Soerabaja en overleden op 16 januari 1984 in Roosendaal. Mijn oma was geboren en getogen in Nederlands-Indië en ook haar voorouders woonden daar al verschillende generaties. Mijn oma had de Nederlandse nationaliteit en zichtbaar ook Indisch bloed. Aangemoedigd door haar ouders besloot ze weg- en waterbouwkunde te studeren in Bandung. Ze had liever wiskunde willen studeren, vertelde ze me later, maar dat ging nu eenmaal niet in Indië en ze wou zeker niet naar het voor haar onbekende Nederland.

Mijn opa - Adolf Petrus Frederik Kist - begon ook in die eerste lichting. Omdat mijn oma een jaar eerder klaar was met haar studie dan mijn opa, ging ze werken als docent in de exacte vakken op een nonnenschool in Bandung. Op 22 mei 1926 zijn ze getrouwd in Soerakarta. Mijn opa werkte toen al als ingenieur bij ‘den Provincialen Waterstaat te Bandung’ en mijn oma was huisvrouw, zoals in die tijd gebruikelijk. Binnen de familie gaat het verhaal dat, als mijn opa nieuw project moest doorrekenen, hij dat mee naar huis nam en mijn oma hem daarbij hielp.

In de oorlog – toen de scholen en universiteit gesloten waren - besloot mijn oma wiskundeles te geven aan individuele leerlingen

Direct aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd mijn opa geïnterneerd omdat hij reserve-officier was. Mijn oma bleef met drie kinderen achter. Ze ging met een achternicht en alle kinderen in één huis wonen. De achternicht gaf zangles, wat niet mocht, maar volgens mijn tante waren de Japanners zo gecharmeerd van deze kunstvorm dat zij het oogluikend toestonden. Omdat hun huis daardoor toch al een duiventil was, besloot mijn oma wiskundeles te geven aan individuele leerlingen. Scholen en universiteit waren gesloten en wat ze deed mocht niet, maar het viel door de in- en uitlopende muziekstudenten niet op. Zo kon ze enigszins in het levensonderhoud voorzien, al ging het haar meer om het principe dan om de verdiensten. Zo weigerde ze om voor Japanners te buigen op straat.

Na de oorlog probeerden ze hun leven weer op te pakken. Mijn opa werd hoofd van de Waterstaat van het district Java, ondanks de periode van militaire acties die toen aanbrak. In 1948 werd hij daarbij aangesteld als buitengewoon lector in de Wegenbouw aan het ITB. In 1949 kreeg hij verlof en de mogelijkheid om naar Nederland te gaan. Op 26 juli 1949 vertrokken ze met de Willem Ruys en arriveerden op 15 augustus in Rotterdam. Mijn grootouders waren voornemens om, nadat mijn tantes ondergebracht waren, met mijn moeder terug te reizen naar Indië. Helaas liep dat anders. In de periode dat zij in Nederland waren vond de soevereiniteitsoverdracht plaats. Terugkeren naar Indonesië was geen optie meer voor mijn grootouders. En al had mijn opa al die jaren voor de Nederlandse overheid gewerkt, hij was nu werkeloos en moest het zelf maar uitzoeken. Volgens één van mijn tantes zou dat mede te maken hebben met het feit dat mijn opa en oma Soekarno kenden uit hun studententijd. Soekarno zou zelfs een oogje op mijn oma hebben gehad. Mensen uit zijn kring hadden mijn opa expliciet gevraagd terug te komen in zijn oude functie. Daarmee zou het gezin de Indonesische nationaliteit krijgen. Mijn opa sloeg het aanbod af. Uiteindelijk vond hij werk op het Waterloopkundig Laboratorium in Delft en later gaf hij les op de TH met als specialisatie Technologie van de weg. In 1955 greep hij de kans om als lector in de Weg- en Waterbouwkunde op de K.M.A. in Breda les te geven. Hij leidde daar de cadetten van de Genie op en was grondlegger van het Genie-laboratorium. Hier heeft hij tot zijn pensionering gewerkt.

Soekarno zou zelfs een oogje op mijn oma hebben gehad

De behoefte om te onderwijzen bleef. Tot hun dood hielpen mijn grootouders buurkinderen met hun huiswerk voor de exacte vakken. Toen ik eindexamen vwo deed was mijn oma zeer geïnteresseerd in de opgaven voor natuurkunde en wiskunde I en II, al vond ze kansrekening en statistiek maar nieuwlichterij. Mijn oma heeft gelukkig nog meegemaakt dat ik ingeschreven werd als student technische wiskunde in Delft. En dat ik een vriendje had die ook in Delft studeerde. Inmiddels ben ik alweer bijna dertig jaar met dat vriendje getrouwd en zijn we beiden ingenieur. In november 2019 is onze oudste afgestudeerd in de luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Bij die gelegenheid hebben we als traditie ingesteld dat onze kinderen een boek krijgen uit de verzameling studieboeken van mijn opa en oma. De dictaten van Boomstra over integraalrekening, differentiaalrekening en meetkunde houd ik lekker zelf.

Ik zag dat mijn oma genoemd wordt in een biografie over Soekarno van Lambert Giebels (Sukarno: a Biography). Van mijn oma weet ik dat Soekarno als gelijkwaardige student geaccepteerd werd tot het moment dat hij serieus begon met zijn propagandacampagne voor onafhankelijkheid. Dat hij mijn oma nooit vergeten is, bleek toen een nicht van mijn moeder die erg op mijn oma leek aan hem werd voorgesteld en hij verzuchtte: “Lies, ben jij dat?”. Toen mijn oma dit ter ore kwam riep ze: “Die gek dacht zeker dat ik altijd jong bleef!”

In de hal van de TU Library zijn tot maart twee kleine tentoonstellingen over Delftse civiel ingenieurs in Nederlands-Indië en over architectuur in Bandung. Vanaf begin 2020 ook digitaal te bezoeken via  erfgoed.tudelft.nl