’Het is mooi geweest’

Waarom is Nederland zo goed met water? Niet door de polders, maar omdat onze ingenieurs al eeuwenlang wereldwijd werken. Een terugblik met scheidend hydroloog Huub Savenije.

Hoogleraar hydrologie Huub Savenije (faculteit CiTG) nam op 28 september afscheid van de TU Delft. De dag ervoor bracht hij door met twintig van de 35 promovendi die hij heeft begeleid. Ze komen speciaal over uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Het is tekenend voor de man wiens onderzoeksterrein altijd buiten Nederland heeft gelegen. “De hydrologie van Nederland is eigenlijk vrij oninteressant”, vindt hij. “Nederland is, zoals Louis XIV zei, een aanspoelsel van de Franse rivieren, en dat is het ook. Maar de Franse rivieren zijn wel vele malen interessanter, net als de hogere delen van de Rijn.” 

Uw afscheidsrede ‘Is alles ernaast gevallen’ klinkt als een verwijzing naar uw intreerede uit 2005, ‘Het meeste valt ernaast’. Wat is dat met er naast vallen?

“Ik heb het er naast vallen uitgelegd als een probleem van de hydrologie. We meten op hele kleine schaal en moeten uitspraken doen over de grote schaal. Maar het is ook een metafoor voor onderzoek dat vaak misgaat. Ik bedoel: niet alles is in de roos. Sterker nog, ik ben de heilige overtuiging toegedaan dat je heel veel mis moet schieten om ook een keer raak te schieten.”

Hoe helpt misschieten om iets te raken?

“Ik denk dat je alleen doorbraken bereikt door ongebaande paden te bewandelen. Je kunt natuurlijk op de gebaande wegen blijven, met heel veel concurrentie, want iedereen doet dat. Doorbraken vind je alleen op ongebaande paden, maar soms zijn het doodlopende wegen.”

Staat dat niet haaks op het wetenschapsbeleid van NWO dat doet denken aan wetenschap op bestelling?

“Dat bedoel ik er ook mee te zeggen. NWO en Europese beurzen verwachten dat je een risicovol voorstel indient. Maar beoordelaars zetten vervolgens vraagtekens bij de haalbaarheid en bij de aansluiting bij het bestaande. Dat dwingt je binnen gebaande paden. Het publiceert ook veel gemakkelijker. Een kleine verbetering van wat we al weten, vinden alle collega's interessant, en ook fijn omdat ze genoemd worden in de referenties. Maar bij iets nieuws denken ze: ‘wat doet die vent nou?' Of: ‘wat weet hij nou helemaal van mijn vak?’”

Savenije heeft vanaf het begin van zijn loopbaan in 1978 onderzoek gedaan naar de indringing van zout zeewater in open riviermondingen. Estuaria, zoals die gebieden heten, zijn rijke ecosystemen, vruchtbare visgronden en belangrijke landbouwgebieden. Zolang het zout niet te ver oprukt tenminste. Geïnspireerd door de kleurrijke verhalen uit Afrika en Azië van zijn leermeester professor Adriaan Volker, ging de jonge ingenieur Savenije eind jaren zeventig aan de slag met de zoutindringing in de Mozambikaanse estuaria.

Hoe ging uw onderzoek in de Mozambikaanse estuaria in zijn werk?

“Toen ben ik, volledig verstoken van literatuur en communicatie, gaan puzzelen. Ik ben gaan meten. Eerst dacht ik: dit is uitermate ingewikkeld. Dat had ik geleerd op college. Maar uit mijn metingen vond ik een opmerkelijke eenvoud. Ik kon de zoutindringing heel eenvoudig mathematisch beschrijven. Ik was er wel jaren mee bezig geweest natuurlijk, maar ik vond analytische vergelijkingen waarmee ik de zoutindringing eenvoudig kon beschrijven. Dat heb ik toen op vier estuaria in Mozambique toegepast. Daarna ben ik bij een consultant gaan werken en heb ik over de hele wereld gereisd, en overal bleek die theorie te kloppen.”

Wereldwijd actief met oog voor overkoepelende patronen en internationale samenwerking, dat zou Savenije's handelsmerk worden. In 1992 promoveerde hij op zijn vergelijkingen voor zoutindringing in estuaria. Maar hij bleef zich afvragen hoe het mogelijk is dat de uitkomst van zulke ingewikkelde driedimensionale stromingsprocessen, van zout en zoet water in een wijd vertakt patroon van stroompjes, kennelijk door enkele eenvoudige vergelijkingen beschreven kan worden. De sleutel van dat raadsel vond hij pas enkele jaren geleden toen hij een parallel begon te zien tussen stroomgebieden, bloedsomloop en de nerven in een blad: de natuur kiest altijd de meest efficiënte weg.

Foto © Sam Rentmeester

Kunt u meer vertellen over die nervenstructuur in stroomgebieden?

“Kijk, je hebt twee soorten benaderingen. Reductionisten delen de wereld op in kleine stukjes en passen daar hun balansvergelijkingen op toe. Daarnaast heb je de holisten, zoals ik, die kijken naar systeemgedrag. Die gaan er vanuit dat een systeem meer is dan de som van de delen. Ik zie dat er in een stroomgebied patronen ontstaan, een soort nervenstructuur. Als water door een blaadje stroomt zie je een nervenstructuur, als water door je lichaam stroomt zie je een aderstructuur. Jouw en mijn aderen zijn niet hetzelfde, maar ze hebben wel hetzelfde patroon. Het patroon bepaalt hoe het bloed stroomt, en wel zo dat elke cel in je lichaam, bij elke hartslag, voldoende zuurstof krijgt. Dan is het opeens 
simpel.” 

Daarnaast heb je holisten, zoals ik, die kijken naar systeemgedrag

Ziet u dat patroon in de hydrologie terug?

“Uit observatie zie ik eenvoud, maar de basisvergelijkingen laten zien dat het ingewikkeld is. Hoe breng ik dat met elkaar in overeenstemming? Daar heb ik lang over gedacht, en ik denk dat het samenhangt met de tweede wet van de thermodynamica (de toename van entropie in een geïsoleerd systeem, red). Dat is een heel belangrijke wet die bepaalt dat alles richting heeft, dat wij ouder worden en niet jonger. Die wet beperkt ook de efficiëntie van processen, want al blijft de hoeveelheid energie behouden, de entropie neemt toe. Dus komt een deel van de energie als warmte vrij. Als ik het over patronen heb, dan is dat in wezen efficiëntie. Het patroon van je aderen is een heel efficiënte manier om zuurstof naar je cellen te brengen. Een stroomgebied met een bladstructuur is een heel efficiënte manier om water af te voeren.”

Was het idealisme dat u naar verre landen dreef, of een verlangen naar avontuur? 

“Meer dan dat. Waarom is Nederland zo goed in water? Dat komt niet door onze polders. Dat is omdat Nederlandse ingenieurs altijd over de hele wereld hebben gewerkt. Door ons koloniale verleden hebben we ervaring opgedaan met complexe, wilde systemen. Met cyclonen, enorme hoeveelheden regen en kolkende rivieren. Ik heb les gehad van Indiëgangers zoals professor Adriaan Volker. Onze roem is gebaseerd op onze kennis van de wereld, niet alleen onze kennis van Nederland.”

U was betrokken bij de opzet van het TU Delft Global Initiative. Kwam dat door dat besef dat Nederlandse ingenieurs kennis hebben van de hele wereld? 

“Het is niet alleen humanitair goed om met ontwikkelingslanden samen te werken, het is ook goed voor Nederland. Het is belangrijk dat wij dit soort relaties aangaan. Iedereen heeft het over klimaatverandering. Dan moet je gaan kijken in landen waar nu het klimaat heerst dat wij straks krijgen. Bij ons zullen stormen heftiger worden. Als je dat wilt begrijpen, moet je kijken in landen waar cyclonen aan de orde van de dag zijn. Hydrologie als wetenschap betekent dat we de problemen van morgen helpen oplossen door kennis te nemen van hoe systemen werken. Daarvoor is Nederland te klein.” 

Savenije praat snel en bevlogen. Tijdens het gesprek wordt hij gebeld uit Vietnam. “Deze moet ik even nemen, sorry.” 

Nederland is zo goed in water omdat Nederlandse ingenieurs altijd over de hele wereld hebben gewerkt

Het is moeilijk voor te stellen dat u ermee stopt. 

“Dat zegt iedereen, maar zo is het wel. Ik heb er de laatste vijf jaar aan gewerkt om de lijntjes bij elkaar te laten komen. Ik ben al twee jaar bezig 
de boel af te ronden en ik kan er nu goed mee stoppen. Ik heb nog een paar promovendi die ik begeleid. Maar ik ga niet als oude vent voorop blijven lopen. Het is mooi geweest.” 

CV

Prof.dr.ir. Huub Savenije is sinds 1998 hoogleraar hydrologie bij de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, waar hij de onderzoeksgroep waterhuishouding leidt. Hij studeerde in 1977 af aan de TU Delft, werkte vervolgens vooral in Afrika en Azië en keerde in 1990 terug in Delft voor zijn promotie (1992). Twee jaar later werd hij benoemd als hoogleraar bij Unesco-IHE in Delft, en in 1998 als hoogleraar aan de TU. Hij was hoofdredacteur van het vakblad Hydrology and Earth System Sciences (HESS) dat in 2005 open access werd. Vorig jaar kende de American Geophysical Union (AGU) hem de International Award toe voor zijn bijdragen aan het vakgebied én de inzet van wetenschap ten bate van ontwikkelingslanden.