Hoe Shell en Delft elkaar vonden

Wat was de TU Delft geweest zonder Koninklijke Olie/Shell? Nederlands grootste onderneming heeft altijd zijn stempel gezet op het technische onderwijs en onderzoek. Misschien wel meer dan welk ander bedrijf ook. Toch moet de band niet overdreven worden.

Na de afscheiding van België in 1830 kwam het Koninkrijk der Nederlanden zonder geologische kennis te zitten. Dat was niet zo erg, want de Nederlandse ondergrond bestond uit vette klei met af en toe een zandlaag. Daar had je niets aan. Mijnbouw werd in Delft wel onderwezen in de negentiende eeuw, maar slechts een handvol roekelozen koos hiervoor. Het perspectief was namelijk op zoek gaan naar ertslagen of ander speurwerk in de jungle van Nederlands-Indië. Nogal wat ingenieurs konden dat niet navertellen.

Een van die roekelozen was Adriaan Stoop. Op zoek naar waterbronnen op Oost-Java stuitte hij rond 1880 meermaals op olie. In 1887 richtte Stoop de Dordtsche Petroleum-maatschappij op, drie jaar voor Koninklijke Olie. In 1911 gingen de twee samen verder.

Wie de film ‘There will be blood’ gezien heeft, weet dat oliewinning in die pioniersjaren een kwestie was van veel geluk en rücksichtslos zaken doen. Dat bleek ook uit de bedrijfsgeschiedenis die Shell in 2007 liet optekenen.

De directie van de Dordtse Petroleummaatschappij in 1896. Dit bedrijf van pionier Adriaan Stoop (rechts op de foto) ging in 1911 samen verder met Koninklijke Olie. (Foto: Wikipedia)

Uit hetzelfde onderzoek bleek echter ook dat het Nederlandse oliebedrijf als een van de eerste inzag dat technologie cruciaal was voor langjarig succes. Delftse ingenieurs speelden een sleutelrol bij dat inzicht en zijn altijd talrijk gebleven in de top van het bedrijf. In zekere zin kun je stellen dat ‘Delft’ eerder een grote stempel op Shell drukte dan andersom.

Innige band

Het omgekeerde, invloed van Shell op onderwijs en onderzoek in Delft, dateert eigenlijk pas van na de Tweede Wereldoorlog. Voor de opbouw van de industrie werden indertijd zelfs twee extra technische hogescholen opgericht om het bedrijfsleven te voeden met kennis en ingenieurs. Delft hield het monopolie op de mijnbouwstudie en er was maar één grote Nederlandse afnemer van afgestudeerden, zeker toen de mijnen in Limburg uitgeput raakten.

Er hoefden niet eens formele afspraken te zijn om een innige band te doen ontstaan. Als je in Delft mijnbouw en petroleumwinning ging studeren, werd Koninklijke Olie vrijwel zeker je werkgever. Later in je carrière keerde je dan misschien terug naar Delft om nieuwe ingenieurs op te leiden of onderzoek te doen dat net iets fundamenteler was dan dat bij Shells R&D-laboratoria, een paar kilometer verderop in Rijswijk. Ook Delftenaren in vakgebieden als scheikundige technologie, procestechnologie en technische natuurkunde volgden dit carrièrepad.

Ging je in Delft mijnbouw studeren, dan werd koninklijke olie vrijwel zeker je werkgever. Een bekend voorbeeld is Guus Berkhout, die in 1970 promoveerde in de signaalverwerking, vervolgens enkele jaren bij Shell werkte en toen terugkeerde aan de universiteit. Als hoogleraar akoestiek wist hij vervolgens in de jaren tachtig en negentig het nodige geld bij Shell los te peuteren om te onderzoeken of je met geluidsgolven olievelden kon opsporen. Daarvoor richtte hij ook het Delphi Consortium op, een alliantie van oliebedrijven die zijn onderzoek ondersteunden. Berkhout is inmiddels met pensioen, maar Delphi financiert nog altijd ruim twintig promovendi en postdocs.

Ging je in Delft mijnbouw studeren, dan werd koninklijke olie vrijwel zeker je werkgever

Minder vanzelfsprekend

In de nieuwe eeuw is de band veranderd. Shell heeft tegenwoordig ook onderzoekscentra in Houston en Bangalore. Het rekruteert internationaal. Een studie in Delft leidt niet meer automatisch naar een baan bij een Nederlands bedrijf. Sterker nog, Shell daalt op het lijstje van favoriete bedrijven om voor te werken, vooral vanwege het weinig duurzame imago van het bedrijf.

Wanneer de keuze voor elkaar minder vanzelfsprekend is, wordt een verbintenis opmerkelijker. In 2011 verklaarden de TU Delft en Shell elkaar plechtig tot ‘preferred partner’. De overeenkomst hield in dat Shell vijf jaar lang vier miljoen euro in de universiteit stak – om precies te zijn in onderzoek op het gebied van geofysica, procestechnologie, stromingsleer en oliewinning. Dat die formele overeenkomst inmiddels is afgelopen, betekent natuurlijk niet dat de connectie is verbroken. Een voorbeeld: een van de begunstigden indertijd, Hans Geerlings, is nog altijd één dag in de week hoogleraar in Delft en de andere vier dagen onderzoeker bij Shell. Hij houdt zich bezig met  www-neutrale brandstoffen, zoals waterstof.

Meer duurzaamheid volgde in het voorjaar van 2019 met een overeenkomst om te werken aan technieken om de uitstoot van de petrochemische industrie terug te dringen. Hoewel er, onder andere via het Delphi Consortium, nog steeds veel olie-onderzoek gedaan wordt, kentert het tij in Delft. In september besloot de universiteit te stoppen met de masteropleiding petroleum engineering.