Van hergebruik naar circulaire economie

Wat ooit begon met hergebruik van tweedehands spullen, groeide uit tot duurzaam ontwerpen van producten die zo lang mogelijk in het economisch systeem blijven. Een kleine geschiedenis van de circulaire economie. 

Circulariteit, het sluiten van materialenkringlopen, is al decennia een thema bij ontwerpers.
 In 1972 verschijnt het boek ‘Design for the Real World’ van Victor Papanek, die daarmee grondlegger wordt voor duurzaam ontwerpen. Hij verbindt design en productontwikkeling aan sociale duurzaamheid. Producten moeten nuttig zijn voor mensen die in Afrika in armoede leven.

Op basis daarvan wordt in 1990 de term ecodesign bedacht: ontwerpen voor de planeet. Er waren problemen met verzuring, de ozonlaag en klimaatverandering. Hoe maak je producten minder milieubelastend? De planeet staat centraal.

In 2002 verschijnt het boek ‘Cradle to Cradle: Remaking the Way We Make Things’ van Michael Braungart en William McDonough. Zij vinden dat ecodesign zich alleen maar richt op verbetering van producten, maar wanneer is een product dan goed genoeg? Hun credo is: afval = voedsel. 

Principes cradle to cradle:

  1. Alles wat je ontwerpt moet je kunnen composteren of recyclen
  2. Gebruik hernieuwbare energie
  3. Respecteer diversiteit: houd rekening met verschillen en lokale omstandigheden

Cradle to cradle gaat vooral over recycling: producten uit elkaar halen om materialen opnieuw te gebruiken.

Vanuit deze gedachtegang komt in hetzelfde jaar de term circulaire economie op, waarin businessmodellen meer aandacht krijgen. Producten en materialen moeten kunnen circuleren binnen biologische en technische loops. Bijvoorbeeld:

  • Re-use = hergebruik zonder veel aan het artikel te doen.
  • Repair = reparatie door de consument of een servicemonteur.
  • Refurbish = niet repareren maar opknappen door onderdelen te testen en eventueel te vervangen.
  • Remanufacture = grote, complexe producten terughalen en bewerken tot zo goed als nieuw.

In 2006 komt er meer aandacht voor mensgericht duurzaam ontwerpen. Gedrag bepaalt duurzaamheid van vooral producten die stroom en water verbruiken. Voorbeelden: waterbesparende douchekoppen, grote en kleine spoelknop van toiletten.

Trend: consumenten kopen geen producten maar nemen abonnementen op gebruik. Voorbeeld: pay per wash, Swapfiets.   

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met prof.dr.ir. Conny Bakker. Zij is sinds eind december hoogleraar methodology for sustainability and circular economy bij de faculteit Industrieel Ontwerpen.