Verslag MC Corona voorbij

Coronacrisis benutten voor duurzame verandering vereist nieuwe beelden en bewustere taal

Never waste a good crisis! Oftewel, met corona is er een window of opportunity ontstaan om onze leefomgeving duurzamer in te richten. Maar het ‘ontdooien’ van de bestaande manieren van denken en doen, is niet gemakkelijk. Er zijn niet alleen nieuwe rollen, spelregels en instituties nodig, maar ook een andere verbeelding, stelt hoogleraar Ellen van Bueren (TUD). En: onze woorden scheppen onze werkelijkheid, benadrukt hoogleraar Marco te Brömmelstroet (UvA). ‘Probeert het kind de weg over te steken of rijden er auto’s door de leefomgeving van het kind?’

In haar welkomstwoord gaf Lilian van den Aarsen (directeur KIS) het al aan. ‘Het belang van groen dichtbij huis en een voor iedereen toegankelijke ruime publieke ruimte, is tijdens corona heel duidelijk geworden. Hoe kunnen we de goede dingen die corona ons oplevert behouden en kansen benutten? En wat kan de rol van IenW daarbij zijn?’ Ellen van Bueren, hoogleraar Urban Development Management, begon met het schetsen van de – zij het misschien maar tijdelijke – veranderingen die de lockdown in  verschillende landen te zien gaf. ‘Er was bijvoorbeeld aanzienlijk minder vliegverkeer, en de Himalaya was weer te zien vanuit de ruimte. In Deense steden wordt momenteel bijgehouden hoe het gaat met de veranderingen op wijkniveau: blijft iedereen zo dichtbij huis in het groen recreëren? Blijven kinderen meer buiten spelen? Het dagelijks leven heeft een meer menselijke maat aangenomen in steden, zo lijkt het.’

Grijp het momentum
De werkelijke urgentie om steden te verduurzamen ligt natuurlijk niet in de coronacrisis of de economische recessie, maar in klimaatverandering, ging Van Bueren verder. ‘Uit verschillende veranderingstheorieën weten we hoe moeilijk het is om bevroren manieren van denken en doen te ontdooien. We weten wel dat als ‘interne’ redenen zijn om te veranderen, dit vaak incrementeel – dus stapsgewijs – gebeurt. Als er externe redenen zijn, zoals een crisis, dan is de verandering meer radicaal van karakter. Er lijkt nu dus wel sprake te zijn van een belangrijk momentum. Maar welke verandering willen we dan precies, welke nieuwe praktijken en regels horen erbij? Wie heeft er belang bij die nieuwe praktijken en wie heeft er belang bij het voortbestaan van het oude? Mensen zijn geneigd zijn om weer snel terug te keren naar de orde van de dag als een crisis voorbij raakt; dat zien we nu al gebeuren. Oude beelden die we van de toekomst hadden, kunnen eigenlijk niet meer in deze tijd. Denk daarbij aan concepten als de compacte stad en transit oriented development. Deze stedelijke concepten lijken niet goed te combineren te zijn met de 1,5-meterregels.’

Lilian van den Aarsen

Prof. Vincent Marchau

Prof. Ellen van Bueren

Prof. Marco ten Brommelstroet

Weg met die oude schoenen
Vervolgens is er nog durf nodig om naar de nieuwe beelden te handelen. Van Bueren: ‘Als we geen oude schoenen willen weggooien voor we nieuw hebben, blijven we te lang op die oude rondlopen. De grote vraag is: wie is er aan zet? Er zijn immers veel verschillende partijen die iets kunnen en moeten doen, en dat maakt dat we onze beleidsvraagstukken procesmatig en met allerlei procedures proberen op te lossen. Kijk naar grote trajecten als het MIRT, de Woonagenda en de energietransitie. Zijn dit de juiste manieren om naar de toekomst te kijken? De Woonagenda bepleit bijvoorbeeld bouwen in lage polders, wat vanuit de klimaatproblematiek geen verstandige investering lijkt. Het is ook de vraag of we beleid voor de transitievraagstukken wel via processen en procedures kunnen ontwikkelen. Misschien moeten we van procesbeleid naar een visie om de transities in beleid te vertalen, waarin ook duidelijk wordt wie wat moet doen.
Nieuwe inspirerende beelden zie ik wel in bijvoorbeeld het initiatief van de WUR, Nederland in 2021. De opstellers hiervan gaan uit van ‘nature based solutions’ voor de ruimtelijke inrichting. Een ander mooi voorbeeld is de roadmap die de TUD gemaakt heeft voor de gemeente Amsterdam om ‘van het gas af’ te komen. Ik denk ook aan het traject Stad van de Toekomst, dat de TUD samen met IenW heeft gedaan.’
Durven betekent processen niet alleen temporiseren vanwege corona, maar misschien ook helemaal afblazen. Een andere kijk op de publieke ruimte, en meer experimenteren en leren – en ook dingen niet meer doen – horen er eveneens bij. ‘Heroverweeg de rol van het rijk in ruimtelijke planprocessen. NOVI-gebieden zouden ook andere rolverdeling en incentive structuren moeten kunnen genereren.’

Metaforen zijn politiek
Marco te Brömmelstroet is hoogleraar Urban Mobility Futures en ook bekend als ‘de fietsprofessor’. Hij liet zien hoe taal en metaforen niet neutraal zijn en de wereld om ons heen letterlijk vormgeven. ‘Tijdens een crisis lijkt alles vloeibaar te worden. Interessant is welke rol taal en metaforen spelen op het moment dat de situatie weer stolt. De keuze van metaforen is een politieke, al zijn we ons daarvan lang niet altijd bewust. Hoe we de dingen ook benoemen: het gaat altijd om een versimpeling waarbij een deel van de werkelijkheid buiten beeld blijft. Je kunt altijd op heel verschillende manieren kijken: denk aan het bekende plaatje van de eend en het konijn. Bij een foto van een hert op een weg in bosrijke omgeving kunnen we de vraag stellen: Steekt het hert de weg over of loopt er een weg door het leefgebied van het hert?’ 
Conceptuele lenigheid
Het huidige ministerie van IenW is het gevolg van een crisis van 100 jaar geleden, vervolgde Te Brömmelstroet. Met de komst van de auto in het straatleven, kwam er behoefte aan normen en richtlijnen, en deden beton en asfalt hun intrede – al ging daar een conceptuele strijd aan vooraf. Moest in de publieke ruimte vooral rechtvaardigheid en vrijheid centraal staan of bijvoorbeeld efficiency en rationaliteit? ‘De manier waarop we over verkeer praatten veranderde. Daar zie je trouwens nog de invloed van het oude waterstaatskarakter van het ministerie in terug: denk aan begrippen als ’doorstroming’. Uiteindelijk kregen in het denken, het beleid en het ontwerp efficiency en rationaliteit de overhand. Le Corbusier had een hekel aan chaos op straat en wilde de ruimte inrichten en laten functioneren als een machine. De mens werd een homo economicus die continu bezig is met nutsmaximalisatie. Onderweg zijn wordt nu nog altijd gezien als ‘disnut’ – denk aan een term als ‘voertuigverliesuren’. Maar hoeveel mensen hebben er nu dagelijks echt veel last van files? Het zijn er minder dan je zou denken op basis van het feit dat we elk uur verkeersinformatie op de radio horen.’
We kunnen de werkelijkheid veranderen door van conceptuele luiheid naar conceptuele lenigheid te gaan, stelde Te Brömmelstroet. ‘Bij de basisschool van mijn kinderen werken we aan verandering. We willen daar geen kiss&ride-strook, maar een extra groot schoolplein met veel speelruimte. Automobilisten moeten zich realiseren dat ze zich in een ‘kinderomgeving’  bevinden.’ In Nederland helpt het vele fietsen ook mee aan verandering. ‘Kijk maar eens goed naar de shared space achter het Centraal Station in Amsterdam. Daar zie je geen ‘machine ‘maar mensen die interacteren. Er is geen conflict, maar onderhandeling.’

Ministerie als plek van radicale verandering?
Erik van den Eijnden is plaatsvervangend programmamanager Fiets bij het Directoraat Generaal Mobiliteit van IenW. Hij gaf als ‘reflectant’ een aftrap voor de discussie. ‘Hoe moeten we naar deze crisis kijken en wat kunnen we ermee? Dat is precies de zoektocht die Ellen adresseert en zij geeft aan wat ervoor nodig is. Marco benadrukt daarbij het belang taal. Tekenend in dit verband is dat we als ministerie regelmatig van naam veranderd zijn in de loop van achtereenvolgende kabinetten. Er is na de fusie van VROM en V&W een nieuwe naam gekozen: Infrastructuur en Milieu terwijl het bijvoorbeeld ook het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte of het Ministerie van Leefomgeving had kunnen heten. Tijdens de volgende kabinetsformatie gingen we qua naam weer beetje meer terug naar hoe het eerder was en kwam ‘Waterstaat’ weer terug in de naam. De vraag is of een ministerie de aangewezen plek is voor radicale verandering. Aan de andere kant is er binnen ons departement veel beweging in allerlei groepen en projecten die zich met innovatie en experimenten bezighouden. Ik kan me voorstellen dat we sinds corona echt anders gaan kijken naar de potentie van krimpgebieden en woonwensen die mensen hebben. Ook een concept als transit oriented development krijgt een andere lading als niet iedereen meer dagelijks met het OV van en naar het werk gaat. Waar moeten we nu precies in investeren in en ook na Corona nu we zien dat er meer gefietst wordt én ook de auto meer genomen wordt – terwijl het gebruik van het OV sterk is teruggelopen en wellicht ook langere tijd achter zal kunnen blijven. Kortom: we hebben aardig wat dilemma’s op ons bordje.’

Burger aan zet
Sommige deelnemers haakten in de discussie aan op verandering binnen en vanuit het ministerie zelf. Kunnen we grote veranderingen verwachten uit de innovatieve niches? Waar komt daadwerkelijke verandering eigenlijk vandaan? Te Brömmelstroet: ‘Van burgers! Dat zijn wij allemaal, of we nu in de wetenschap of in het beleid werken. Je kunt bijvoorbeeld meedoen aan een initiatief als ‘Geef de straat terug’. Burgers moeten zich niet in slaap laten sukkelen door het idee dat de experts het allemaal wel oplossen. Ook zou mobiliteit weer op de politieke agenda moeten en aan bod moeten komen in talkshows op tv. Het is geen technocratisch beleidsdomein; alle keuzes zijn politiek.’ Lilian van den Aarsen: ‘Belangrijk is dat we binnen het ministerie alternatieve beelden, concepten en opties op de plank hebben liggen voor als zich weer politieke windows of opportunity voordoen. Hoe kunnen we dit ambtelijk goed organiseren? ‘ Van Bueren: ‘Zorg voor dat je weet hoe afwegingen gemaakt worden, welke variabelen en weegfactoren in het geding zijn. Deze zijn niet neutraal en objectief.’ Te Brömmelstroet wijst in dat verband ook op de methodiek van Participatory Value Evaluation. ‘En leg ook inhoudelijke verbanden buiten het eigen departement – zoals met gezondheid en sociale interactie. Mensen van VWS kijken echt anders naar dat wat wij hier infrastructuur noemen.’

Gehouden presentaties:
    • Slides Ellen van Bueren (PDF)
    • Slides Marco te Brömmelstroet (PDF), zie ook het boek ‘Het recht van de snelste’