Ontwerpen voor grootschalige problemen? Leer van Leonardo da Vinci

Nieuws - 17 maart 2020

Het klinkt zo mooi, industrial design engineering voor een betere wereld. De ontwerpen moeten echter recht doen aan de complexe werkelijkheid. Promovendus Wouter Kersten heeft onderzoek gedaan naar een methode om die complexiteit in kaart te brengen, nog vóór het ontwerpen zelf begint.

‘Dirty cooking’, het klinkt als de titel van een nieuw, hip kookboek, maar het is een mondiaal probleem: jaarlijks ondervinden 2,5 miljard mensen last van manieren van koken waarbij ongezonde hoeveelheden schadelijke stoffen vrijkomen. ‘Dirty cooking’ leidt per jaar tot meer doden dan malaria en hiv samen. Het is een van de cases in het proefschrift van promovendus Wouter Kersten. Al talloze organisaties en ontwerpers ontwikkelden ‘schone’ kooktoestellen voor ontwikkelingslanden. De observatie was dat de oplossingen die ze bedachten niet zonder meer op te schalen zijn. ‘De manier waarop mensen koken is cultureel afhankelijk. Het maakt bijvoorbeeld nogal wat uit of je vooral wokt of stoomt. De bestaande toestellen zijn meestal cultureel specifiek ontworpen. Daardoor sluiten ze goed aan bij specifieke kookgewoontes, maar tegelijkertijd heb je iets optimaals ontworpen voor een klein deel van de werkelijkheid, waardoor opschalen niet lukt.’

Een mondiaal probleem wordt dus lokaal aangepakt en werkt lokaal uitstekend. Kersten ziet het vaak: voor een complex, groot probleem bedenken design engineers een effectieve oplossing op kleine schaal, die in de grootschaliger praktijk maar beperkt toepasbaar is. Dat moet beter kunnen, dacht hij, maar dat vraagt wel om een andere aanpak. Inspiratie vond hij bij Leonardo da Vinci, die een pionier was op het gebied van ‘systematische variatie’, zoals Kersten het noemt: een kwestie moet bezien worden vanuit ‘contextuele diversiteit’. 

Leonardo da Vinci, Studie Paarden voor de Slag van Anghiari

Met zijn begeleiders ontwikkelde Kersten een denkmethode: Context Variation by Design (CVD). Wie werkt volgens die methode, denkt al voor hij naar de tekentafel gaat expliciet na over de contextuele diversiteit van een probleem. Dit leidt dan tot een oplossingsrichting die recht doet aan die diversiteit: hoe wordt een probleem ervaren door verschillende mensen in verschillende situaties? Welke verschillen en welke overeenkomsten zijn er? Als je de diverse inzichten uit meer situaties vergaart, krijg je, zoals Kersten dat noemt, ‘een rijkere ontwerpruimte’. En een rijkere ontwerpruimte leidt, zo is de bedoeling, tot betere oplossingen, omdat je slimme en creatieve ontwerpkeuzes moet maken.

Toegepast op de kooktoestellen: iedereen kookt, maar iedereen kookt anders. Kersten: ‘Voor een goede, schaalbare oplossing moet je in een vroeg stadium inzicht krijgen in het probleem waarmee je stoeit, je moet graven in die contextuele diversiteit.’ Dan kom je, als je uiteindelijk gaat ontwerpen tot wat hij noemt een ‘adaptieve architectuur’. Daarin is ruimte voor drie conceptuele lagen. Ten eerste is er een generieke laag. Kersten: ‘Om te koken hebben we bijvoorbeeld allemaal pannen nodig en we willen allemaal veilig koken; we willen niet dat de boel in de fik vliegt.’ Dan is er een tweede laag met menu-opties: variaties van features die je per context makkelijk kan aanpassen, en pas in de derde laag word je – zo nodig – volledig context-specifiek. Die derde laag maakt op deze manier meestal maar een klein deel uit van het ontwerp. ‘Als je op deze manier hebt ontworpen kun je veel makkelijker varianten ontwikkelen die in verschillende contexten voldoen dan wanneer je een ontwerp ent op één situatie’, zegt Kersten.

De grootschalige problemen van deze tijd vragen dus om een verdere evolutie in design engineering. Ontwerpers zijn in de praktijk vaak resultaatgericht: ze worden gestimuleerd om zo snel mogelijk te komen tot een prototype, dat te testen en dan weer verder. Dat is veelal ook de eis vanuit bedrijven en organisaties. ‘Soms zijn design engineers misschien net te gefocust op een specifieke groep gebruikers.’ Kersten zegt het voorzichtig, want de gebruikers zijn absoluut belangrijk. Soms ook wordt iets opgeschaald terwijl nog helemaal niet duidelijk is of de uitkomst op toeval berust of niet. En soms zijn lessen uit pilots niet representatief voor het grotere geheel. Dat geldt niet alleen voor producten, maar dat was wel de focus van dit proefschrift.

Een van de aanbevelingen uit Kerstens proefschrift gaat over onderwijs. Introduceer dit onderwerp en kijk welke student er iets mee doet en kan. Of, zoals Kersten zegt: ‘Leave no Leonardo behind.’ Bij verschillende vakken is al met CVD geëxperimenteerd, honderden studenten hebben er al iets mee gedaan. De aanpak staat ook beschreven in de nieuwe versie van de Delft Design Guide (verschenen in februari). Kersten: ‘Studenten ervaren deze aanpak soms als overweldigend, maar tegelijk zien sommigen wel degelijk dat de informatie die ze verzamelen niet toevallig, niet willekeurig is, omdat ze al vroegtijdig over een probleem nadenken. De kans is dan veel groter dat je het probleem definieert op een manier die recht doet aan de complexe werkelijkheid, en daarmee de basis legt voor een ontwerp dat op grote schaal toepasbaar is.’

Illustratie door Astrid ten Bosch