NL / EN

Delft Design in Perspectief:

Meer dan vijf decennia Industrieel Ontwerpen

De faculteit Industrieel Ontwerpen van TU Delft begon in de jaren zestig met bescheiden middelen, een paar docenten en twee studenten. Inmiddels is het uitgegroeid tot een internationale onderwijs- en researchinstelling. In al die jaren werden hevige debatten gevoerd over verschillende manieren van ontwerp-onderwijs, ontwikkelden de medewerkers het wetenschappelijke onderzoek in allerlei richtingen, en verhuisde de faculteit van een kleine zolder via allerlei locaties naar een groot eigen gebouw in het hart van de TU-campus. Maak kennis met 50 jaar ontwerp-onderwijs en –onderzoek, en met de mensen die hierbij betrokken waren.

1946-1962

1946 – 1962

De jaren van oprichting

De economische wanorde na de Tweede Wereldoorlog was voor de Nederlandse regering aanleiding om een industriepolitiek te formuleren. Daar hoorde als vanzelf een nieuw soort vormgevingsonderwijs bij. De Technische Hogeschool Delft reageerde vooralsnog terughoudend.

Industriële Vormgeving

Op verzoek van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) formuleerden artistieke en soms ook radicaal progressieve ontwerpers als Mart Stam en Andries Copier plannen voor een opleiding tot industrieel ontwerper. Dit plan werd ideologisch niet, maar op economisch-organisatorisch gebied wel door de minister gesteund en vervolgens voorgelegd aan de Technische Hogeschool te Delft.

Mart Stam en Andries Copier maakten plannen voor een opleiding industrieel ontwerper

De faculteiten Werktuigbouw en Bouwkunde hadden echter al vanaf de eerste overheidsinitiatieven ernstige bedenkingen. Werktuigbouw was beducht voor artistieke invloed op het technisch onderwijs en Bouwkunde had met de religieus geïnspireerde architect M.J. Granpré Molière een tegenstander van de nieuwe industriële toekomst in huis. Er waren echter ook pleitbezorgers van ‘industrial design’, zoals de ambachtelijk ingestelde professor Frits Eschauzier, met interieurarchitectuur als specialisme, en de modern georiënteerde hoogleraar architectuur Jo van den Broek.

Joost van der Grinten

Frits Eschauzier had warme banden met Philips, waarvan hoofd design Louis Kalff zelf in de jaren twintig in Delft als architect was opgeleid. Kalff en de jonge Philips-ontwerper Rein Veersema hadden in de jaren vijftig verschillende malen lezingen over productdesign in Delft verzorgd, waardoor de studenten kennis hadden kunnen nemen van het jonge vakgebied. Een veelbelovende bouwkundestagiair bij Philips zou uiteindelijk de nieuwe opleiding Industriële Vormgeving gestalte geven: Joost van der Grinten.

Joost van der Grinten zelf aan de lintzaag, vermoedelijk op zolder aan de Julianalaan

Vaart maken

Van der Grinten kende zowel de academische wereld als de praktijk, de laatste niet alleen dankzij een korte periode bij Philips maar ook door het familiebedrijf Van der Grinten, dat kopieermachines maakte. Nog als assistent bij Eschauzier had hij een studie gemaakt van de verschillende ontwerpopleidingen in Europa, zoals het Royal College of Art in Londen en de Hochschule für Gestaltung in Ulm. Zijn analyse luidde dat Nederland achterliep met het opleiden van moderne ontwerpers en vaart zou moeten maken om de achterstand in te lopen. Dat advies werd eerst niet opgevolgd, maar na bemiddeling van enkele hoogleraren en op aandringen van het TH-curatoriumlid Kees van der Leeuw (directeur van de beroemde Van Nellefabriek) kreeg de jonge en energieke Van der Grinten een nieuwe leeropdracht, in 1962 gevolgd door zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar.

 

Rein Veersema in zijn Philips-periode

To top

1962-1969

1962 – 1969

Eigenwijze studierichting van bouwkunde

Joost van der Grinten had met zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar in 1962 feitelijk de opdracht aanvaard om een nieuwe opleiding industrieel ontwerpen te realiseren. Voorlopig was die opleiding een studierichting binnen de faculteit Bouwkunde, die naast Interieur, Bouwtechniek en uiteraard Architectuur zou functioneren en voluit de hoofdsectie Technische en Industriële Vormgeving ging heten.

Het curriculum van de faculteit Bouwkunde vermeldde nadrukkelijk dat de nieuwe studierichting een geheel eigen karakter bezat. Die typering gaf wellicht uiting aan een gebrek aan affiniteit bij veel architecten met dit nieuwe vakgebied, maar hing nog veel meer samen met de rigoureus onafhankelijke richting die Van der Grinten en zijn nieuwe medewerkers wisten te ontwikkelen.

Het curriculum van de faculteit Bouwkunde

De ideeën voor de opleiding stonden op afstand van het debat van de moderne architectuur en sloten aan bij de analytische houding van de technisch ingenieur met kennis van de productietechniek en gebruikskwaliteiten van producten.

De nieuwe studierichting had een geheel eigen karakter

Voor de staf van de nieuwe opleiding vond Van der Grinten ontwerpers uit de praktijk, opvallend genoeg van verschillende richtingen en met verschillende opvattingen. Vanaf 1964 vervulde de ontwerper Emile Truijen een belangrijke functie in de opbouw van het ontwerponderwijs. Truijen had in de Verenigde Staten kennisgemaakt met de commerciële ontwerppraktijk en had in 1954 als een van de eersten in Nederland een ontwerpbureau opgericht (met Rob Parry). Van der Grinten vroeg in 1965 ook de toonaangevende grafisch ontwerper Wim Crouwel, die zijn analytische aanpak al bij zijn ontwerpbureau Total Design had ontwikkeld. De eerste voltijds hoogleraar was werktuigbouwkundige Bernd Schierbeek, die eerder hoofd productontwikkeling van de internationale weegschalen- en snijmachinefabrikant Van Berkel was geweest.

Op 7 februari 1969 kreeg de Technische Hogeschool ministeriële goedkeuring voor een nieuwe studierichting Industriële Vormgeving. Toen in de jaren daarna de eerste afstudeerders zich aandienden, was Bernd Schierbeek meestal hun begeleider.

Presentatie van de ontwerpen van Emile Truijen voor het College van Bestuur. Tafels naar ontwerp van Joost van der Grinten ca. 1969
Bernd Schierbeek aan zijn bureau op de Oude Delft, tweede helft jaren 70

To top

1969–1978

1969 – 1978

Voor het eerst zelfstandig

Op 7 februari 1969 kreeg de Technische Hogeschool ministeriële goedkeuring voor een nieuwe studierichting Industriële Vormgeving. De zelfstandigheid had onmiddellijk consequenties. Het aantal aanmeldingen voor de studie steeg fors. In 1971 werd een ander gebouw betrokken, aan de Ezelsveldlaan. Daar passeerde men een jaar later de grens van vijftig eerstejaars. Hier studeerde ook de eerste ingenieur I.V. af, Norbert Roozenburg.

De jonge medewerkers van professor Truijen begonnen zelfbewust aan een nieuw plan voor de opleiding, dat in 1971 als Boerakkerplan zou gaan functioneren. De kern van de nieuwe opzet vormden de ontwerpoefeningen die werden ondersteund met probleemanalytisch onderzoek. Deze aanpak was ontleend aan het boek ‘Structure of Design Processes’ van de beroemde Britse designtheoreticus Bruce Archer.

Hoewel de verbintenis met Bouwkunde nog vers was, kreeg de opleiding I.V. al snel een geheel ander karakter

De opleiding werd in datzelfde jaar officieel zelfstandig en ging als Tussenafdeling verder, nu aan de Ezelsveldlaan. Hoewel de verbintenis met Bouwkunde nog vers was, kreeg de opleiding I.V. al snel een geheel ander karakter. Het ontwerpen van producten kende immers enorme verschillen in schaal, vervaardigingswijze, manier van gebruiken en daardoor ook een ander debat. De Tussenafdeling rekruteerde in deze tijd praktijkmensen zoals grafisch ontwerper Wim Crouwel (1972) en productontwerpers Aat Marinissen (1971), Wim Groeneboom en Wim Rietveld (1973).

Emile Truijen, Wim Crouwel, Aat Marinissen, Wim Groeneboom, Wim Rietveld, Hans Dirken en Henri Baudet

Bij de aandacht voor het fabriceren en gebruiken van producten paste ook een heel andersoortige onderzoekstraditie dan die van de architectuur. Kort gezegd lag het grootste verschil in de aandacht voor de relatie tussen producten en mensen. In dat kader kreeg de Leidse psycholoog Hans Dirken een leeropdracht voor ergonomie (1972) en vervulde de Groningse historicus Henri Baudet een lectoraat dat niet zozeer de culturele geschiedenis van de vormgeving als wel de sociale en economische aspecten van het gebruik van producten als studieonderwerp had. Het eerste onderzoek dat binnen de opleiding werd uitgevoerd, betrof de typologische ontwikkeling van het telefoontoestel, een onderzoeksthema dat langdurig binnen de opleiding figureerde.

Eerste afstudeerder Industriële Vormgeving (1971) is Norbert Roozenburg (rechts). Hier te zien met zijn afstudeerproject “Buxi”

To top

1978-1987

1978 – 1987

Eenheid in veelheid

In 1979 studeerde de honderdste ingenieur Industrieel Ontwerpen af. Het was gaandeweg de jaren zeventig duidelijk geworden dat de jonge, zelfstandige opleiding flink zou blijven groeien. De grote belangstelling van studenten en bedrijfsleven resulteerde in aanstellingen van nieuwe docenten en hoogleraren. Binnen de staf en onder de studenten heerste een maatschappelijk geëngageerde opvatting over ontwerpen. In de loop van de jaren tachtig werden die ideologische veren langzamerhand afgeschud.

De afdeling Industriële Vormgeving kende aan het einde van de jaren zeventig een onstuimige groei. De sfeer onder de hoofdzakelijk jonge staf was ronduit dynamisch, waarbij een ideologische strijd om de beginselen van het ontwerpen werd gevoerd. Veel medewerkers wilden een opleiding die zich op de commerciële ontwerppraktijk richtte. Anderen propageerden een ontwerper die met behulp van moderne technologie bij zou dragen aan een betere samenleving. Er waren ook groepen studenten die zich soms regelrecht afkeerden van zowel hightech als bijdragen aan de consumptiemaatschappij. Vaak deden zij hun afstudeeropdrachten liever niet in het commerciële bedrijfsleven maar bij staatsbedrijven als PTT en Nederlandse Spoorwegen, al begon die afwijzende houding in de loop van de jaren tachtig wel te veranderen.

Ontwerpen voor staatsbedrijven of commerciële bedrijven?

Afstudeerproject van Frans Joziasse, treinkop SM90, 1986

De verschillende opvattingen over het ontwerpen stonden een verdere professionalisering van de opleiding niet in de weg. In 1978 voerde Industriële Vormgeving een definitieve vierdeling in de organisatie door. Al langer waren Techniek (het latere Konstruktie), Productergonomie, Vormgeving en Bedrijfskunde de vakgroepen die “staan voor de specialismen die nodig zijn om tot een industrieel product te komen”. Gerard van Eijk werd de eerste hoogleraar Bedrijfskunde bij Industriële Vormgeving. De forse omvang en het groeiende aanzien van de opleiding werden weerspiegeld in de benoeming van professor Hans Dirken tot rector magnificus van de Technische Hogeschool. De groei was zichtbaar in de huisvesting. De faculteit verhuisde in 1978 naar een gebouw aan de Jaffalaan, terwijl aan de Drebbelweg een paar grote tekenzalen van Scheepsbouw geschikt werden gemaakt voor ontwerp- en vormstudiebegeleiding.

De vormstudiestaf, vermoedelijk tijdens een bezoek aan het vakantiehuisje van Emile Truijen eind jaren 70

Met de ontwikkeling van verschillende richtingen groeide de aandacht voor een stevige wetenschappelijke bestudering van het ontwerpen. De leidende opvatting over ontwerpen was begrijpelijkerwijs voortgekomen uit de ingenieursanalyse, aangevuld met kennis uit verschillende domeinen. De wetenschappelijke belangstelling binnen de faculteit ontwikkelde zich echter veelal vanuit de menswetenschappen. Zo werd in de ontwerpmethodologie bijvoorbeeld getracht op een modelmatige manier het specifieke denken en handelen van de ontwerper te vatten. De richting zou in de jaren tachtig flink groeien en met wetenschappers als Nigel Cross en Norbert Roozenburg en Willem Muller voor internationale bekendheid van de integrale wetenschappelijke ontwerpopleiding in Delft zorgen.

De wetenschappelijke ontwikkeling betekende niet dat de praktijk van het ontwerpen naar de achtergrond verdween. Veel meer dan bij de andere Delftse opleidingen studeerden de meeste jonge ingenieurs af bij een bedrijf of instelling.

De faculteit rekruteerde nogal wat docenten van bedrijven als Philips en Van Berkel, bijvoorbeeld Wim Groeneboom en Aat Marinissen. Zij had in deze periode ook een aantal prominente vertegenwoordigers uit de praktijk in haar midden. Ootje Oxenaar was bekend van de wereldberoemde ontwerpen voor het Nederlandse papiergeld en werd in 1978 buitengewoon hoogleraar Visuele Overdracht en Presentatie, terwijl grafisch ontwerper Wim Crouwel in 1980 benoemd werd tot hoogleraar Industriële Vormgeving.

Ootje Oxenaar achter zijn bureau en Wim Crouwel tijdens het college geven aan de Oude Delft ca. 1979

To top

1987-2004

1987 – 2004

Integratie en specialisatie

De oorspronkelijke opzet om van Industrieel Ontwerpen een breed georiënteerde opleiding te maken werd in de loop van de jaren negentig vervolmaakt. Het streven werd eens te meer om integrale ontwerpingenieurs af te leveren, dat wil zeggen dat zij op de hoogte waren van de technische, bedrijfskundige, ergonomische en vormgevende facetten van het productontwerpen.

De verschillende specialisaties van de faculteit Industrieel Ontwerpen betekenden enerzijds een verdieping van onderzoek en onderwijs. Anderzijds droeg het brede aanbod maar moeizaam bij aan het oude ideaal van een integrale ontwerpaanpak. Een alleskunner die zijn studie enigszins kleurde naar voorkeur en talent, bleek eenzelfde ideaaltype dat ooit ook in het ontwerpen zelf gezocht en maar mondjesmaat gevonden werd. Studenten dienden vanaf 1994 tijdens hun studie twee belangrijke keuzes te maken: die tussen productontwikkeling en innovatiemanagement in de loop van het derde jaar, gevolgd door een keuze tussen praktijk en onderzoek.

‘Praatpaal’ van Chris Gerrits, een afstudeerproject bij PTT Telecom, onder leiding van prof. Jan Jacobs, 1990

Mede als gevolg van de steeds groeiende aantallen studenten waren de vakgroepen in staat meer docenten en hoogleraren aan te stellen. Dit resulteerde in gespecialiseerde onderzoeksrichtingen. Vanaf de jaren tachtig was er bijvoorbeeld opvallend veel aandacht voor de duurzaamheid van het product dankzij de benoeming van Han Brezet en later Ab Stevels als hoogleraar op dat gebied. Bijna als tegenwicht voor het functionele ingenieursdenken en de werktuigbouwkundige nadruk op het profiel gedurende de eerste jaren van de opleiding, ontstond ook belangstelling voor de werking van semantiek, onderzocht door psycholoog Gerda Smets en haar onderzoeksgroep.

Afstudeerproject Maurits Homan, Ontwerp van een nieuwe klapschaats, onder leiding van prof. Bill Green, 2000

De groei en het opvallende succes van Industrieel Ontwerpen leidde tot een paar ingrijpende reorganisaties. Het oude vierdelige ‘klavermodel’ werd in 1999 ingeruild voor een organisatie met drie afdelingen. Ook op universitair niveau streefde het College van Bestuur naar vereenvoudiging en samenvoeging. Vanaf 1997 werd een fusieproces met de noodlijdende faculteit Werktuigbouw doorgevoerd, waardoor de grote faculteit Ontwerpen, Constructie en Productie (OCP) tot stand kwam. Dit samengaan werd in 2004 overigens weer ongedaan gemaakt omdat van samenwerking nauwelijks sprake bleek te zijn. De faculteit Industrieel Ontwerpen ging toen weer zelfstandig verder.

Een inhaalslag werd omgebogen in een voorsprong

De brede aanpak, in combinatie met de vele mogelijkheden binnen de opleiding en de ambitie om een allround ontwerpingenieur op te leiden, trok in deze jaren internationale belangstelling. Wat in de tijd van Van der Grinten begonnen was als een inhaalslag van het achtergebleven Nederland, leek nu omgebogen in een voorsprong die ook tot uiting kwam in grote belangstelling en soms zelfs navolging van buitenlandse instellingen. Inmiddels bestond de school twee decennia en had zij een netwerk opgebouwd van zelf opgeleide ontwerpingenieurs die in de praktijk van het bedrijfsleven en bij andere kennisinstituten carrière hadden gemaakt. Twee van hen zouden in 1986 terugkeren als hoogleraar: de jonge hoogleraar Beleid en Organisatie van de Produktontwikkeling Jan Buijs was afkomstig van TNO en hoogleraar Industrieel Ontwerpen Jan Jacobs was hoofdontwerper bij kantoormeubelfabrikant Gispen geweest.

Jan Buijs en Jan Jacobs

To top

2004-heden

2004 – heden

Van hoe naar wat

Met de herwonnen zelfstandigheid leek de faculteit zich opnieuw te moeten uitvinden. Een nieuw gebouw, een nieuw curriculum en nieuwe opvattingen over ontwerpen tekenden de jaren na 2004.

Met de herwonnen zelfstandigheid leek de faculteit zich opnieuw te moeten uitvinden. De organisatie maakte zich op voor een verhuizing naar een in de ogen van velen kolossaal gebouw aan de Landbergstraat. Ook het curriculum ging in fases drastisch op de schop. Allereerst werd het oude Bachelorprogramma aangepakt in een ultieme poging om een waaier aan uiteenlopende vakken en disciplines in een geïntegreerd programma aan te bieden. In 2006 werden drie nieuwe Masteropleidingen gevormd, die zowel de oude disciplines en zelfs vakgroepen weerspiegelden als de nieuwe ontwikkelingen herbergden. Deze (Engelstalige) Masters zijn Design for Interaction (DfI), Integrated Product Design (IPD) en Strategic Product Design (SPD). De gezondheidszorg bleef een aparte en krachtige specialisatie.

De nieuwe behuizing was een omgebouwde werkplaats, waarmee de faculteit een indrukwekkende en multifunctionele entreehal tot zijn beschikking had. Uiteindelijk kwamen in de hal comfortabele werkplekken met tafels en laptops op de plaatsen van de werkbankjes met nijver zagende en vijlende eerstejaars. In de hal konden ook grote manifestaties worden gehouden. De gemengde populatie van de faculteit IO bleek elk jaar tijdens verschillende feesten weer een onweerstaanbare aantrekkingskracht te hebben op de andere Delftse studenten.

Waar ooit studenten stonden te vijlen en zagen staan nu werkplekken met laptops

Centrale hal met werkbanken, ca. 2010

De aanpassing van de hal was symbolisch voor de veranderingen van het onderwijs aan de faculteit Industrieel Ontwerpen. De opleiding was ooit begonnen met een enkele hoogleraar en een enthousiaste staf van praktijkmensen met veelal een technische achtergrond. De faculteit wist zich na 2000 steeds duidelijker een plaats te verwerven in de internationale wetenschappelijke wereld. Een sterke toename van theoretische inzichten werd gekoppeld aan ideeën over de ontwerper die niet zozeer kennis had van ontwerp en techniek van een product, maar zich vooral ook een oordeel kon vormen over wat er gemaakt moest worden en hoe het nieuwe ontwerp in de samenleving zou functioneren.

Na 2000 zou een jonge generatie hoogleraren nieuwe ontwerprichtingen verkennen. De afdeling Marketing en Innovatiemanagement groeide en leverde met hoogleraren als Jan Schoormans en Eric Jan Hultink een bijdrage aan een marktgerichte productontwikkeling. Vanuit de semantiek ontwikkelden zich ideeën over design en ervaring en over design in een sociaal-culturele context. Deze ideeën zijn door onderzoeksgroepen onder aanvoering van Paul Hekkert en later Pieter Desmet en Pieter Jan Stappers succesvol toegepast in onderwijs en onderzoek.

Afstudeerproject Alec Momont, Ambulance-drone onder leiding van Kees Nauta en Richard Goossens, 2014

De voortdurende groei van de faculteit maakte zowel onze studenten- als wetenschapperspopulatie steeds internationaler. Met een verschuiving van producten naar product-servicesystemen als gevolg van de snelheid van technologische ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken, opereren ontwerpers in een steeds complexere wereld. Aankomende technische revoluties zoals Internet of Things, printen met biomaterialen en kunstmatige intelligentie brengen ook een bijkomende focus op mensen en organisaties. Een mooi voorbeeld hiervan is ethiek in design: in 2017 werd IO alumna Jet Gispen verkozen tot Best Graduate TU Delft met haar ontwikkelde ethische toolkit voor de designpraktijk. 

To top