Bart Keulen

Bij het kiezen van mijn profiel in de derde klas was ik er van overtuigd dat ik iets technisch wilde doen. Sterker nog: ik was er toen vrij zeker van dat ik Technische Natuurkunde wilde gaan studeren. Het werd het profiel Natuur en Techniek, met wiskunde D. Volop technisch. Enkele maanden later realiseerde ik mij dat ik helemaal niet had overwogen om biologie te kiezen. Doordat ik in de derde klas geen biologie meer had was ik ‘even vergeten’ dat de lessen over menselijke anatomie, bepaalde ziekten of de werking van het spijsverteringsstelsel mij toen erg hadden geboeid. Op het allerlaatste moment heb ik mijn profielkeuze nog kunnen aanpassen.

Daarna verschoof mijn interesse volledig: ik zou Geneeskunde gaan studeren en wist ook al precies waar en waarom. Een lange tijd was dat mijn plan, al bleef me telkens het gevoel bekruipen dat er iets miste in die keuze. Natuur- en wiskunde zou ik bij een opleiding als Geneeskunde niet of weinig meer krijgen, terwijl ik dat wel altijd leuke en interessante vakken vond.

Dus besloot ik toch verder te kijken naar opleidingen waar ik zowel mijn interesse in het menselijk lichaam als in de natuur- en wiskunde kon combineren. Al snel kwam Biomedische Technologie in mijn vizier, een medisch-technische opleiding. Na een dagje meelopen met een student merkte ik dat ik het een interessante opleiding vond, maar het menscontact miste. Ik zou veel leren over het menselijk lichaam en hoe je technische oplossingen kan verzinnen voor lichamelijke problemen, maar het echte contact met de patiënt zou er niet zijn. Ik wilde met patiënten werken, mensen behandelen. Ik wilde niet alleen een medische en technische studie, maar ook een klinische.

Na een tip van mijn moeder’s collega begon ik te kijken naar Technische Geneeskunde en Klinische Technologie. Deze opleidingen bleken precies die ingrediënten te hebben waar ik naar zocht. Je wordt opgeleid tot iemand die verstand heeft van het menselijk lichaam (medisch), leert hoe je technische oplossingen kan gebruiken om invloed te krijgen op processen in dat lichaam (technisch) en je kan en mag die kennis ook daadwerkelijk toepassen in de praktijk (klinisch).

Maar werd het dan Technische Geneeskunde in Enschede of Klinische Technologie in Delft, Leiden en Rotterdam? Beide opleidingen leiden tot hetzelfde op, maar hebben hun eigen werkwijze. Na open dagen te hebben bezocht van beide opleidingen was ik er al snel uit. Het veelvuldig in projecten werken zoals ze dat in Enschede doen, past simpelweg minder goed bij mij. Ik werk liever zelfstandig en op mijn eigen tempo. Bovendien vind ik het een voordeel dat bij Klinische Technologie veel onderwijs in twee academische ziekenhuizen plaatsvindt. Daardoor zit je echt midden in de praktijk.

Nu, inmiddels vijfdejaars student en bezig met de aansluitende master Technical Medicine, ben ik nog steeds bijzonder tevreden met mijn keuze en heb ik er vertrouwen in dat ik na afronding van mijn master een leuke en uitdagende baan ga vinden die echt bij mij past.