Fons Wesselius

Bij de afdeling cardiologie in het Erasmus Medisch Centrum doen ze onderzoek naar hartritmestoornissen. Uit metingen die tijdens openhartoperaties worden gedaan, blijkt onder andere dat bij boezemfibrilleren de binnen- en buitenkant van het hart op verschillende manieren kunnen worden geactiveerd. De elektrische golven lopen dan niet in dezelfde richting, terwijl het om een heel klein stukje weefsel gaat. Ik heb tijdens een van mijn stages signaalanalyses gedaan van die metingen. De mechanismen die boezemfibrilleren veroorzaken zijn nog niet helemaal bekend, dus met dit soort onderzoek kan de behandeling worden verbeterd. Ik studeerde af op hartfilmpjes (ECG’s) die op de klinische afdeling continu gemeten worden na een openhartoperatie. Hierbij heb ik een manier gezocht om boezemfibrilleren automatisch te detecteren. Dat gebeurt nu namelijk nog grotendeels handmatig en dat is tijdrovend.

Heeft Covid-19 je afstuderen beïnvloed?
Dat viel gelukkig mee. Ik kon vanuit huis op mijn computer verder werken om het algoritme te programmeren. Wat je mist is het meelopen in de kliniek en het contact met de onderzoekers op de afdeling.

Waarom Klinische Technologie?
Ik wilde wel de zorgkant op, maar geen geneeskunde studeren. Klinische Technologie trok me, omdat het zorg combineerde met wis- en natuurkunde. De studie was in het begin een stuk medischer dan ik verwacht had, maar vooral in de Master kun je zelf projecten kiezen waarin je dan meer de technische kant opgaat.

Wat zijn de typische kwaliteiten van een klinisch technoloog?
Deel van mijn afstuderen was een literatuuronderzoek naar publicaties over automatische detectie van hartritmestoornissen. Dan zie je dat die artikelen óf heel erg focussen op de technische signaalanalyse, óf op de rol van de cardioloog. Als KT’er heb je de creativiteit om die gezichtspunten te combineren om daarmee het onderwerp verder te brengen.

Hoe ging de samenwerking tussen LDE tijdens de opleiding?
Er komen verschillende specialisaties in de opleiding samen – vanuit Leiden komt bijvoorbeeld een groot deel van het onderwijs over het spier- en skeletsysteem, vanuit Rotterdam onder meer de immunologie en vanuit Delft de technische kant. Het is mooi om te zien dat die samenwerking er is.  

Wat zijn je plannen?
Ik ga een promotietraject doen dat een vervolg is op mijn afstuderen: onderzoeken wat de onderliggende oorzaken zijn van boezemfibrilleren en hoe we dat het beste kunnen diagnosticeren, behandelen en – nog liever – voorkomen. Vervolgens denk ik niet fulltime de kliniek in te gaan. Bij een medisch bedrijf kun je bijvoorbeeld innovatief onderzoek blijven doen, maar dan liefst wel in een functie die je nog in contact met artsen en patiënten houdt.

Wat was een mooie ervaring?
Patiënten die veel klachten hebben door boezemfibrilleren, bijvoorbeeld duizeligheid of hartkloppingen, kunnen een behandeling krijgen, zoals een stroomstoot of ablatie om het hartritme te corrigeren. Als zo’n behandeling effectief is, dan zie je dat patiënten daarna heel erg opgelucht zijn en dankbaar voor de zorg die ze krijgen. Ook het bijwonen van een openhartoperatie is heel mooi: dat ze het hart kunnen stilleggen om bijvoorbeeld hartkleppen te vervangen.

Wat wil je de volgende lichting KT-studenten meegeven?
KT staat nog een beetje in de kinderschoenen. Het is belangrijk dat je kritisch blijft over hoe de opleiding zich ontwikkelt en dat je daar input voor levert. Om die reden ben ik een paar jaar lid van de opleidingscommissie geweest. Zelf miste ik het technische stukje een beetje in de eerste jaren. Dat heb ik teruggegeven.