Paul Roos

 

Voor bloedsomlopen die lastig te analyseren zijn met behulp van echo kun je tegenwoordig 4D-flow MRI gebruiken. Dan gaat het bijvoorbeeld om kinderen met een eenkamerhart die een zogenaamde Fontan-circulatie hebben. Met 4D-flow MRI kun je een tijdsopname van de bloedcyclus maken en kijken wat de stroomsnelheden zijn op het niveau van de bloedvaten zelf. Dat levert heel veel data op. Die kun je visualiseren en kwantificeren met particle tracing, waarbij je virtuele deeltjes in de data loslaat en hun pad volgt. Die methode is nu nog wat onnauwkeurig en wordt mede daardoor nog niet veel gebruikt. Ik heb onderzocht hoe we dat kunnen verbeteren. Die techniek van particle tracing is al redelijk verfijnd, het is de ruis in de data die voor problemen zorgt. Als je een tussenstap doet waarbij je de data met post-processing bewerkt, kun je betere resultaten bereiken.

Heeft Covid-19 je afstuderen beïnvloed?
Gedeeltelijk wel. Ik was begonnen met mijn literatuurstudie en het voorbereiden van het programmeerwerk en zou vanaf maart meer klinisch werk doen. Dat liep anders. Ik heb online wel mijn klinische vaardigheden kunnen trainen, maar meelopen bij de kindercardiologie ging niet door. Dat patiëntcontact heb ik dus gemist.

Waarom Klinische Technologie?
Ik had van kinds af aan belangstelling voor techniek en vooral videogames vond ik erg leuk. Maar met videogames kun je andere mensen niet helpen en dat vond ik ook belangrijk. Ik was geïnteresseerd in geneeskunde, maar toen hoorde ik over de nieuwe opleiding KT. Het was een beetje een gok, maar na het eerste jaar realiseerde ik me dat ik goed gegokt had en het echt iets voor me was.

Wat zijn de typische kwaliteiten van een klinisch technoloog?
In de laatste twee jaar van de master kom je veel in de praktijk en toen heb ik ervaren dat wij bepaalde inzichten hebben waar iemand anders niet op komt. Een van de belangrijkste kwaliteiten is dat je met medici en technici kunt praten met voor elk het juiste vocabulaire. Omdat we zo’n brede blik hebben op beide gebieden, kunnen we de juiste vragen stellen om de raakvlakken tussen beide te vinden.  

Hoe ging de samenwerking tussen LDE tijdens de opleiding?
Voor ons was het positief. We kregen gecombineerde vakken, bijvoorbeeld biomechanica in combinatie met het spierskeletsysteem. Het was mooi om te zien hoe de docenten ook van elkaar leerden door samen een vak neer zetten.  In de masterfase ligt er veel meer verantwoordelijkheid bij de student, waarbij je zelf op zoek gaat naar je plek in de medische wereld. Het was fijn om te merken dat we echt welkom waren in de ziekenhuizen. Veel artsen waren blij met een frisse blik en stonden daar voor open.

Wat zijn je plannen?
Ik ga verder als promovendus bij de onderzoeksgroep waar ik afstudeerde. Ik ga onderzoek doen naar de interactie tussen hart en lever op basis van MRI-beelden. In hoeverre werken die bijvoorbeeld samen tijdens bepaalde ziektebeelden? Dat is nog niet diepgaand onderzocht. Met nieuwe technieken zou je beide in één  scan in beeld kunnen brengen.  

Wat was een mooie ervaring?
In de laatste twee jaar van je master moet je je theoretische kennis gaan toepassen. Dat gaat  niet zo efficiënt in het begin als je zou willen, maar mijn begeleiders waren altijd heel tevreden. Ze vonden dat ik als KT’er dingen deed die niemand anders zo had kunnen doen.

Wat wil je de volgende lichting KT’ers meegeven?
Zoek het raakvlak van beide vakgebieden op. Daag jezelf daarbij uit om beide vakgebieden zo ver mogelijk te onderzoeken, omdat die raakvlakken niet altijd makkelijk zichtbaar zijn, maar wel heel interessant kunnen zijn.