Interview met Nienke Maas

Trots zijn is het belangrijkst voor alumni

Nienke Maas

Ir. Nienke Maas is senior adviseur energietransitie bij TNO en heeft daardoor nog regelmatig contact met TU Delft. Ook is ze vaak op de campus te vinden als lid van het bestuur van het Universiteitsfonds Delft. “Ik ben blij met het commitment dat de universiteit toont in het contact met alumni.”

Nienke Maas heeft altijd oog gehad voor de gebouwde omgeving. “Wanneer ik als kind met mijn ouders in de auto zat, vroeg ik me al af hoe bruggen of viaducten gebouwd waren.” De keus voor civiele techniek lag voor de hand. “Dat zichtbare trok mij: je bent niet bezig met iets minuscuuls in een lab, maar met infrastructuur waar mensen dagelijks gebruik van maken.”

Collectieve oplossingen

Bij TNO houdt ze zich al meer dan twintig jaar bezig met complexe stedelijke opgaven. “Ik werk nu aan het majeure vraagstuk van de energietransitie. Die gaat grote impact hebben op de gebouwde omgeving. Als je tien huizen energieneutraal maakt, valt dat wel mee, maar wat als we de huidige oplossingen opschalen naar hele woonwijken? Dat vraagt om slimme collectieve oplossingen, maar daarvoor moeten we ook scherp hebben hoe ons elektriciteitssysteem als geheel moet gaan functioneren”, legt ze uit. “Tegelijkertijd schrijdt de techniek voort. Drie jaar geleden was waterstof nog niet aan de orde, inmiddels zijn er een paar pilots met ‘groene’ waterstof. Het zou veel makkelijker zijn om huizen daarmee te verwarmen, omdat dan niet alle woningen geïsoleerd hoeven worden. Maar wanneer is zo’n technologie klaar om veilig toe te passen? En hebben we wel genoeg waterstof voor laagwaardige energie als warmte?” Maas gelooft in actiegericht onderzoek, waarbij je oplossingen in de praktijk test, en tegelijkertijd wetenschappelijk evalueert. “We hebben echter ook weer niet de tijd of het geld om op honderd plekken met evenzoveel technieken te experimenteren. Dat maakt het een complex probleem, dat onderzoeksinstellingen, energiebedrijven, woningcorporaties of gemeentes gezamenlijk moeten aanpakken.”

Polder

Samenwerken is dus het credo. In Den Haag leidde ze recent een project tussen al die belanghebbenden in de energietransitie. “Dat draaide vooral om het vergroten van onderling begrip. Gemeentes bijvoorbeeld krijgen een grote verantwoordelijkheid vanuit de overheid; ze moeten vervolgens aan tafel met bewoners. Daar horen stevige gesprekken en onderhandelingen bij, maar het begint bij oog hebben voor elkaars – vaak tegengestelde – belangen”, vertelt ze. “Dat is  overigens niets nieuws. Vijfhonderd jaar geleden moesten we ook al polderen om droge voeten te houden in Nederland. De energietransitie is polderen bij uitstek en dat zit in ons DNA.” “Om complexe maatschappelijke vraagstukken op te lossen, moeten we heel veel multidisciplinaire en ontwerpende kennis verbinden”, stelt Maas. Bij TNO gebeurt dat, net als bij de TU Delft. Dat ontdekte ze jaren geleden al toen ze afstudeerders begeleidde. “Het viel mij op dat de TU Delft zo’n ontwerpende, oplossingsgerichte universiteit is. Delftse studenten werken niet vanuit een hypothese, maar zoeken gericht naar een oplossing. Dat zie je ook nu nog bijvoorbeeld in de Dream Hall waar studenten uit alle faculteiten met enorme drive en ambitie samenwerken aan hun projecten: zeg aan net zolang door tot het gelukt is.”

De TU kan nog veel meer gebruikmaken van alumni en hun netwerken

Commitment

Maas komt nog regelmatig in contact met TU Delft, zoals bij gezamenlijke onderzoeksprojecten of het opstellen van adviezen over energie-innovatie. Sinds een jaar of twaalf is ze ook als alumnus actief betrokken bij de organisatie. “Ik trad toe tot het bestuur van de toenmalige alumnivereniging. Die stond destijds nog los van het Universiteitsfonds Delft.” Inmiddels is ze bestuurslid van het UfD. “Daar probeer ik zo veel mogelijk de continuïteit in het contact tussen alumni en de universiteit te bewaken. Ik ben blij met het commitment dat de TU nu toont.”

Koers bepalen

Dat contact kan het beste al tijdens de studie gelegd worden, vindt ze. “De eerste jaren na mijn studie had ik vooral contact met studievrienden; de TU als instituut was niet zo relevant. Dat zie ik ook bij mensen in mijn omgeving. Ze voelen zich geen alumnus en pas als de kinderen een studie moeten kiezen, komt de universiteit weer in beeld.” Als lid van het alumnipanel helpt Maas het Universiteitsfonds bij het bepalen van de koers richting alumni. “We fungeren als  klankbordgroep en adviseren bijvoorbeeld over hoe de TU zich richting alumni kan opstellen. De TU kan nog veel meer gebruikmaken van alumni en hun netwerken. Je kunt achterhalen hoe alumni staan in vraagstukken rondom integriteit of nieuwe technologieën, wat helpt om het maatschappelijk debat te voeren”, zegt ze. Omgekeerd kunnen alumni ook veel halen uit het contact. “Alumni worden graag op de hoogte gehouden van het onderzoek op de TU en zijn geïnteresseerd in baanbrekende nieuwe kennis. Sommigen gebruiken de TU ook om kennis in hun vakgebied op peil te houden in het kader van leven lang leren.” Toch is trots op je alma mater volgens Maas misschien wel het belangrijkst voor alumni. “We willen met het Universiteitsfonds bijdragen aan de excellentie van de TU Delft. Als alumnus heb je er profijt van als je aan een  topuniversiteit hebt gestudeerd. Positieve berichtgeving over de TU straalt ook op alumni af. Er is heel veel waar alumni trotsop kunnen zijn, maar trots is net als vertrouwen: het komt te voet en vertrekt te paard. Dus ook daar is die continuïteit in het contact belangrijk voor.”