Interview met Renée Molman

Als je mensen uit Delft tegenkomt, dan bindt dat gelijk.

Renee Molman

Renée Molman studeerde in 2016 met een tien af bij de faculteit Industrieel Ontwerpen (IO). Als productontwerper heeft ze graag het gevoel hebben dat ze iets nuttigs doet: “Ik wil niet de zoveelste app of zomaar een nutteloos product in de markt zetten.”

Renée Molman zocht een hogere opleiding waar ze haar creativiteit in kwijt zou kunnen. Haar keus viel op Industrieel Ontwerpen in Delft vanwege de medische specialisatie, Medisign. “Ik heb het altijd heel interessant gevonden om te weten hoe alles in het lichaam werkt. Medische interesse zit ook in de familie: mijn moeder is verpleegkundige en mijn zus studeert nu medicijnen,” vertelt ze. Het ontwerpportfolio dat ze tijdens haar studie opbouwde, omvat dan ook een flink aantal medische projecten. Zo bedacht ze een ‘diabolletje’, een naaldenhouder die het insulineprikken voor kinderen met diabetes minder medisch moest maken. “De opdracht was om iets te ontwerpen voor iemand die dicht bij je stond. Ik koos mijn zusje, die diabetes heeft.”

Natuurlijk kwamen er in de brede opleiding ook andere onderwerpen voorbij, zoals de speciale steekschuimpotten voor bloemstukken die ze als bachelor eindproject ontwierp. Niet dat zoiets dan gelijk als product in de winkel komt: “Het is voor bedrijven ook leuk om van studenten ideeën te krijgen hoe ze anders naar een product zouden kunnen kijken,” stelt Renée. Tijdens haar master werd het menens met de medische kant. Naast vakken als biomechanica, en ergonomie, ging ze voor anatomie ook echt de snijkamer in: “Dan zie je echt hoe je in elkaar zit en hoe je lichaam werkt.” Een ding werd Renée al snel duidelijk: “Er wordt bij medische ontwerpen nog veel te weinig rekening gehouden met de gebruiker.”

Memory balls

Alzheimerpatiënten zijn zo’n groep die tot voor kort vaak vergeten werd. “Patiënten in  een vergevorderd stadium hebben vaak last van apathie. Dat is een groot probleem, onder andere omdat ze dan vaak minder aandacht krijgen van verpleegkundigen. Iemand die de boel bij elkaar schreeuwt heeft nu eenmaal prioriteit, dat is logisch”, legt Renée uit. “Onderzoek heeft uitgewezen dat apathische patiënten nog wel reageren op muziek, geuren of beelden van vroeger.”

Dat bracht haar op het idee van de ‘memory ball’. “Dat is een bol die je op het moment van diagnose al kan gaan vullen met herinneringen in de vorm van muziek, foto’s, en stemmen. Dat werkt tegelijkertijd als een soort acceptatieproces met de familie.” Renée maakte het van dichtbij mee. “Mijn opa had het, en vooral de normale bezoekjes waren lastig. Waar kun je nog over praten? Over die leuke dingen van vroeger dus. En later, als de patiënt meer verschijnselen krijgt van vergeetachtigheid, dan kan die bol herinneringen oproepen,  en daarmee activiteit en emoties.” 

MIA

Een ander project was de MIA (Minimally Invasive Assistant), een apparaat om laparoscopie makkelijker te maken. Laparoscopie heeft allerlei voordelen. De patiënt herstelt sneller en heeft kleinere littekens. Minder ligdagen betekent ook minder zorgkosten. Alleen voor de chirurg is het verre van ideaal. Met het huidige instrument moet de chirurg op voorovergebogen op een afstand van de tafel staan. “Dat is een hele onnatuurlijk houding en 70 procent van de gebruikers krijgt daardoor last van hun nek, schouders of vingers.”

Operatierobots kunnen uitkomst bieden, maar zijn extreem duur. “MIA heeft wel de voordelen, maar dan veel betaalbaarder,” vertelt Renée. “Het is een mechanisch verlengstuk van het huidige instrument, waardoor je zittend kunt werken. Je kunt er ook meer bewegingen mee maken. Dat is bijvoorbeeld belangrijk voor het hechten, waar je je pols veel gebruikt.” Naast die ergonomische voordelen is het gebruik ook makkelijker onder de knie te krijgen. “Met de huidige instrumenten gaat alles in spiegelbeeld. Ons apparaat ontspiegelt dat weer. Daarmee gaat de leercurve enorm omlaag. Het kost nu vaak jaren voor artsen geavanceerde ingrepen kunnen doen.”

Renée kwam als afstudeerder bij het project terecht. Dat was in het UMC Utrecht, waar hoofd innovatie Joris Jaspers het eerste ontwerp gemaakt had. “Op dat moment was er een werkend prototype van koolstofvezel met een hoop kabels. Mijn opdracht was om te kijken hoe die bonk technologie bruikbaar kon worden in de OK. Wat hebben artsen precies nodig? Welke instrumenten kunnen erop? Welke ingrepen kunnen er mee gedaan worden?” Ook keek ze naar de workflow in de OK. “Kun je het ook snel aanpassen aan de individuele chirurg en patiënt? Tijd is belangrijk: elke minuut minder onder narcose is beter.”

Renée kreeg niet alleen een tien voor haar aangepaste ontwerp, ze trad ook in dienst bij Lapara Surgical, het bedrijf dat de MIA in de markt gaat zetten. “We zijn nu bezig met het ophalen van financiering voor de verdere ontwikkeling. Daarna volgt dan een CE-traject en een klinisch prototype. We hopen in 2019 met de verkoop te kunnen starten.” Contact met de TU Delft heeft ze nog steeds. “We zijn met subsidieaanvragen bezig voor de klinische validatie en een het opstellen van een trainingscurriculum. Dat doen we o.a. met de TU Delft. En ik spreek mijn begeleiders ook nog wel; er is veel interesse voor dit project.”

Op haar studietijd kijkt ze alleen maar positief terug. “Ik ben heel blij dat ik voor de TU Delft heb gekozen. Je wordt er heel erg gestimuleerd. Niet allen door je medestudenten, maar ook door de universiteit die heel veel mogelijkheden biedt om je zelf te ontwikkelen en ontplooien: commissiewerk, buitenlandstages, enzovoort,“ vertelt Renée. “De TU Delft is echt een community, dat merk je al op de Open Dagen. Iedereen is er heel trots op om bij een zo oud en hoog aangeschreven instituut als de TU Delft te horen. Ook ik ben er trots op te kunnen zeggen dat ik hier heb gestudeerd. En als je mensen uit Delft tegenkomt, dat bindt dat gelijk.”