Jacob Kraus

Prof. dr. ir. Jacob Kraus studeerde in 1883 af aan de TU Delft (toe nog Polytechnische School), Civiele Techniek. Na zijn afstuderen begon Kraus als ingenieur bij de Staatsspoorwegen, waar hij meewerkte aan de aanleg van de spoorlijn tussen Groningen en Delfzijl. Daarna werkte hij aan de technische inrichting van het krankzinnigengesticht in Medemblik, waarvoor hij de stoomverwarming, de oliegasfabriek en de waterleiding ontwierp. Verder werkte hij mee aan de aanleg van het Kanaal Almelo-Nordhorn. In 1886 begon bij de Polytechnische School als assistent werktuigbouw op de afdeling van Nicolaas Hubertus Henket en Jean Marie Telders. Kraus werd actief bij het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, en werd hoofdredacteur van ‘De Ingenieur’. Kraus startte ook een particulier ingenieursbureau op, maar vertrok daarop naar Chili. In 1890 was hij aangesteld als hoogleraar in de waterbouwkunde aan de Universiteit van Santiago. Als waterbouwkundige ontwierp Kraus waterwerken in Chili en Peru en adviseerde over de haven in Curaçao. Terug in Nederland in 1898 werd hij hoogleraar waterbouwkunde aan de Polytechnische School in Delft. In 1905 werd hij de eerste rector magnificus van de Technische Hogeschool. Op 27 januari 1910 vertrok hij samen met G.J. de Jongh in opdracht van de minister van Koloniën voor bijna een half jaar naar het toenmalige Nederlands-Indië om advies uit te brengen over de verbetering van de havens van Soerabaja, Makasser en Tandjong Priok. Kraus was van 1908 tot 1911 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en van 1911 tot 1922 lid van de Eerste Kamer. In het kabinet-De Meester was hij van 1905 tot 1908 minister van Waterstaat voor de Liberale Unie. Als gevolg van dit ministerschap stopte hij als rector magnificus aan de Technische Hogeschool.

 

Kraus krijgt deze award omwille van zijn uitzonderlijke loopbaan en zijn benoeming als eerste rector magnificus van de Technische Hogeschool.