Als communicatiemanager bij Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) bracht Pieke Hoekstra storytelling naar de TU Delft. Inmiddels leidt ze het Community Engagement & Outreach team en werkt nauw samen met (inwoners van) de stad Delft. Storytelling is nog steeds haar voorkeursoplossing. “Nu loop ik tegen hetzelfde soort vragen aan: wat is nou het verhaal en hoe kun je dat het beste laten zien en delen?”

Wegen, bruggen, waterzuivering, klimaat: het onderzoek bij CiTG raakt ons dagelijks leven, vaak op een hele tastbare manier. Dat was het eerste wat Pieke Hoekstra opviel toen ze als communicatiemanager bij de faculteit kwam werken. De resultaten zaten alleen meestal verborgen in papers en posters, die niet erg toegankelijk zijn voor een breed publiek. “Die vertaalslag moest nog gemaakt worden”, vertelt ze. “Ik las in die tijd veel over storytelling en besloot om daar mee aan de slag te gaan. Gewoon verhalen maken over wat er op de faculteit gebeurt. Dat kon in principe overal over gaan; ik wilde alles horen. Of er echt een verhaal in zat, konden we dan samen bepalen.”
 

Voortdurend rondlopen

De zoektocht naar verhalen bracht Hoekstra en haar team – waaronder communicatieadviseur Karlijn Spoor en storyteller Annelies de Bakker – over de hele faculteit. “CiTG werkt samen met een stuk of vijftig ‘verhalenjagers’: collega’s in de labs bijvoorbeeld, die meer dan gemiddeld weten wat er gebeurt. Maar nog veel effectiever was het om zelf voortdurend rond te lopen. Ik sloot aan bij overleggen om uit te leggen wat we deden en liep eigenlijk wel alle recepties af”, vertelt Hoekstra. “Ik had met mijn pasje ook toegang tot de drie grote labs van CiTG. Op een gegeven moment krijg je een soort zesde zintuig voor nieuwe dingen. Dat moest ook wel, want als ik me omdraaide, had ik bij wijze van spreken alweer drie nieuwe onderzoeksopstellingen gemist.”

Inderdaad leverde niet alles in de praktijk een mooi verhaal op: “Een Chinese onderzoeker zat tijdens de feestdagen in Alaska voor onderzoek. Dat leek me een prachtig kerstverhaal, met foto’s bovenop muren van ijs of zo. Uiteindelijk zal hij gewoon drie maanden lang in een kantoortje achter zijn PC, dus dat was geen verhaal”, herinnert ze zich. “Maar juist die nieuwsgierigheid om van elke onderzoeker te willen weten waar die mee bezig is, was cruciaal.”

'Als we onderzoekers en studenten samen
laten werken aan de uitdagingen van de stad,
blijf je heel dicht bij jezelf als universiteit.'

Liever halverwege

“Ik ben in die tijd veel beter gaan begrijpen hoe wetenschappers werken en hun tijd indelen en dat er nogal wat momenten zijn waarop ze echt niet aan communicatie denken,” gaat ze verder. “Zij zijn geneigd om de afdeling Communicatie iets te laten weten als het onderzoek af is en het artikel of proefschrift ingeleverd. Dan hebben ze er tijd voor en weten ze ook zeker dat er resultaten zijn. Je merkt vaak dat onderzoekers echt huiverig zijn om halverwege te laten zien hoe het gaat, maar daar zit juist de spanning. Ook wil je er als storyteller dan bij zijn om gave foto’s te kunnen maken.” Want dat werd gaandeweg de zoektocht duidelijk: aansprekend beeld is onmisbaar voor het succes van een verhaal, maar over wat dat precies was liepen de meningen vaak uiteen. “Vaak kreeg je te horen dat er al heel veel foto’s gemaakt waren, maar dan waren er bijvoorbeeld alleen maar foto’s van de scheuren in een tunnelwand. Belangrijk voor het onderzoek, maar ik wilde juist die onderzoekers zien die op huizenhoge ladders in die tunnelbuis stonden, of met hun laarzen enkeldiep in de modder.”

Ook hier was veel rondlopen de juiste strategie: “Op een gegeven moment ontmoette ik in het waterlab een onderzoeker die 10.000 plastic plantjes had gekocht bij het tuincentrum voor zijn onderzoek naar de invloed van vegetatie op rivierbeddingen. Dat was zo fotogeniek, er lag een complete rivierbedding waar al die plantjes handmatig in waren gestoken”, zegt Hoekstra. “En omdat we daar van het begin af aan betrokken waren, haalde zijn verhaal ook de Volkskrant. Ik merkte dat je met dit soort beelden veel meer kans hebt om op te vallen. Zo kreeg ik steeds meer gevoel voor wat werkte en wat niet, en wat een goed verhaal zou kunnen zijn.” De aanpak werd een succes: “Onderzoekers gingen ons op een gegeven moment zelf benaderen omdat ze verhalen van collega’s gezien hadden en ook zoiets wilden. Dat had ik toen ik begon niet verwacht.”

Verhaal op de plank

Was het oorspronkelijke doel vooral het etaleren van het onderzoek naar buiten toe, al gauw bleken er veel meer toepassingen te zijn. “Verhalen werden niet alleen opgepikt door de landelijke media of vaktijdschriften, maar wetenschappers gingen ze ook meesturen met subsidieaanvragen. En ik merkte dat onderzoekers vaak niet van elkaar wisten wat ze deden, terwijl er wel de behoefte was om meer samen te werken. Daar kon dit ook bij helpen”, zeg Hoekstra. Ook de afdeling Corporate Communication had belangstelling: “Met ons actieve speuren hadden wij voor een groot gedeelte in beeld wat er gebeurde op de faculteit. Bovendien hadden wij vaak al een achtergrondverhaal op de plank liggen op het moment dat er iemand promoveerde, een onderscheiding kreeg of een grote onderzoeksubsidie kreeg. Normaliter moet je je dan te vaak beperken tot een feitelijk nieuwsbericht. De combinatie van storytelling en traditionele communicatie met bijvoorbeeld persberichten is heel krachtig.”

Story voorbeeld 1: Studenten Jurriaan en Matthijs ontwierpen voor hun mastervak een aanpak voor de groene zone in de Poptahof
Story voorbeeld 2: Student Tycho ontwierp het “winnende” interieur voor de Kunstsuper in Delft

Centraal platform

Het CiTG verhalenplatform, Stories of Science, heeft ze gelukkig in goede handen kunnen achterlaten. “Dat was heel belangrijk voor me; ik had het heel erg gevonden als dat was afgebrokkeld.” Niets is minder waar. “Het wordt binnenkort zelfs een TU-breed platform met veel input vanuit mijn oude team.”

Inmiddels is Hoekstra programmanager van een van de drie thema’s uit het convenant dat TU Delft en de gemeente Delft in 2017 sloten, het thema ‘Universitaire gemeenschap, stad en inwoners’. “Dat gaat over het verbinden van de TU Delft met de bewoners van de stad. Het thema is ontstaan vanuit het idee dat we met elkaar de betere versie van Delft willen maken. Vrijwilligerswerk is daar een waardevol onderdeel van, maar we kunnen juist ook heel veel denkkracht toevoegen aan de stad. Als we onderzoekers en studenten samen laten werken aan de uitdagingen van de stad, blijf je heel dicht bij jezelf als universiteit. Dat heb ik geprobeerd in gang te zetten, door te kijken waar we raakvlakken kunnen vinden met het onderwijs en onderzoek.”

City Deals

Delft is niet de default keuze van docenten en onderzoekers. “We hebben alles in huis om stedelijke vraagstukken op te lossen en dat hebben we als TU overal gedaan, van Shanghai tot Amsterdam, maar Delft wordt vaak over het hoofd gezien. Soms is Delft gewoon te klein, maar soms zijn er eigenlijk best veel mogelijkheden. Daar zijn we ons nu meer op aan het richten, door samen met de gemeente Delftse vraagstukken te koppelen aan onderzoek en onderwijs.”

Het verbinden van de universiteit aan maatschappelijke vraagstukken was een wens die breed leefde bij de TU Delft. “Kijk je naar het strategisch kader, dan zeggen we voor het eerst heel expliciet dat we ons bezighouden met de vraag waar voor we goed zijn. Wat onze relevantie is voor onze directe omgeving maakt daar onderdeel van uit. We zijn een internationale speler, maar willen ook regionaal van betekenis zijn. En we willen brede en maatschappelijk betrokken ingenieurs opleiden die daarover mee kunnen denken” Die wens is iets van deze tijd. “In heel Nederland zijn er City Deals: afspraken tussen steden en hun kennisinstellingen, om gezamenlijk aan de vragen van de stad te werken. Ook Delft doet daar actief aan mee.”

Dit vraagt ook weer om een vertaalslag. “We zijn al heel goed in de triple helix, maar juist die vierde pijler, die maatschappelijke relevantie, is nog erg in ontwikkeling. En soms moeten we ons grote denkkader wat meer vertalen naar onze directe omgeving. We kijken als universiteit terecht naar de wereldwijde grand challenges. Maar heb je het bijvoorbeeld over klimaatverandering, dan betekent dat op Delfts niveau misschien wel dat hier de riolen overstromen door extreme neerslag,” vertelt Hoekstra. “Vanuit de landelijke City Deal Kennismaken hebben we nu een stadslab in de Tanthof opgezet. We hebben een kennisagenda gemaakt voor die wijk, op basis van vragen waar bewoners mee kwamen en wat onderzoekers daar mee konden. Dat gaat dan over thema’s als veiligheid, verkeersdrukte of groen in de wijk.”

Het verschil maken

Ook studenten worden hier nauw bij betrokken. “We willen als universiteit maatschappelijk betrokken en veelzijdige ingenieurs afleveren, die gewend zijn om met allerlei verschillende soorten mensen om te gaan. Dan is het heel belangrijk dat studenten zelf de wijk in gaan.” Dat gebeurt onder meer al binnen het Honours-programma, waar vakken gekoppeld zijn aan wijken in de stad. “We kijken nu ook hoe we vakken in het reguliere curriculum kunnen verbinden met stadsopgaven.” Dat valt in goede aarde bij de huidige generatie studenten. “Je merkt dat ze zelf ook meer bezig zijn met dat ‘waar zijn we goed voor’. Ze richten zich niet meer klakkeloos op een carrière bij een multinational, maar willen het verschil maken.”

Bordesfoto’s

Storytelling is nog steeds haar voorkeursoplossing: “Wat me meteen opviel is dat we weinig verhalen delen met de stad, terwijl er van alles gebeurt. Maar de vraag wat nu precies een verhaal is, speelt ook hier. “Een student die iets in een buurt heeft gedaan en hoe die dat ervaren heeft, dat vind ik een verhaal. Het kan heel spannend zijn als je gewend bent om theorie te bestuderen en data te analyseren, om opeens de wijk in te gaan om met bewoners te praten. Het is heel mooi om te zien hoe studenten die nog nooit in een achterstandsbuurt geweest zijn daar ingroeien door zich in de problematiek te verdiepen en zich open te stellen voor wat er speelt.”

Voor de gemeente zit het verhaal soms ergens anders. “Een bestuurder heeft een lintje doorgeknipt, er is een initiatief gelanceerd of een prijs uitgereikt. Dan krijg je hetzelfde soort discussies als ik destijds op de faculteit had. Het ging er niet primair om dat een wetenschapper een subsidie of een onderscheiding kreeg. Belangrijk, maar het was een opmerking bij het echte verhaal, dat ging over de inhoud van het onderzoek.” Ook over beeld heeft ze nog vaak dezelfde discussies. “Bij CiTG had ik op een gegeven moment een mapje voor “lelijke beelden”, van mensen op een bordes, tekenmomenten, dat soort dingen. Nu wil ik ook geen foto’s van lintjesknipmomenten of studenten in pak op een bordes die een bestuur gevormd hebben. Nogmaals, belangrijke momenten, maar dat draagt helemaal niet uit wat je echt wilt vertellen.”

Er gaat gelukkig al veel goed in de omgang tussen stad en universiteit. “De organisatie van de OWee is een goed voorbeeld. Er zijn fietsparkeerboten en het eindfeest is op de campus zelf. Ook wijzen we studenten op het vrijwilligerswerk. Dat komt voort uit het idee dat je de stad niet tot last wilt zijn en dat het tegelijk een startpunt is om studenten wat mee te geven over Delft.” Toch zijn er nog uitdagingen genoeg. “Wat betekent onze nieuwe relatie tot de stad voor de vragen van individuele bewoners? Zijn we van iedereen en mag iedereen daarom zijn vraag stellen?” vraagt Hoekstra zich soms af. “Aan de ene kant wil je niet teveel beloven; we kunnen niet elk probleem oplossen. Aan de andere kant wil je ook niet dat er iedere dag 100 studenten door elke wijk lopen met hun opdracht. Hoe ga je dat regelen? Dat is wat ik de komende tijd ga proberen op te lossen.”