De Nederlandse lockdown duurt voorlopig nog even voort, en zal slechts stukje bij beetje worden losgelaten. Niek Mouter onderzoekt de voorkeuren die burgers hebben voor verschillende exitscenario’s. Een onderwerp dat leeft, want op de eerste twee dagen van zijn online onderzoek deden er al 18.000 mensen mee aan deze Participatieve Waarde Evaluatie. 

Eigenlijk had Niek Mouter helemaal geen tijd voor nog een project, maar zijn handen jeukten. “Ik vind het ontzettend belangrijk dat mijn onderzoek aansluit bij maatschappelijke behoeften en dit is bij uitstek een tijd waarin wetenschappers direct meerwaarde kunnen toevoegen met hun onderzoek”, stelt hij. Samen met professor Caspar Chorus diende hij daarom een voorstel in bij het TU Delft COVID-19 Response Fund voor onderzoek naar de voorkeuren en afwegingen van Nederlanders rondom de afbouw van de maatregelen die werden genomen om de verspreiding van het coronavirus te beperken. Daarmee hopen Mouter en zijn collega’s het informatietekort bij de overheid op dit gebied op te lossen. “Kijk je naar recente opiniepeilingen, dan worden er alleen vragen gesteld als ‘bent u voor of tegen een app?’ Daar kun je niks eigenlijk mee.“

Complexiteit

Een Participatieve Waarde Evaluatie (PWE) werkt heel anders. “Daarmee kun je de complexiteit van een onderwerp inzichtelijk maken en mensen vragen wat zij in zo’n geval als beleidsmaker zouden doen.” Het huidige onderzoek legt deelnemers in een game-achtige setting een keuze aan maatregelen voor met de daarbij verwachte gevolgen voor bijvoorbeeld de sterftecijfers of de economie.  Laat je bijvoorbeeld mensen in contactberoepen als kapper weer aan de slag gaan, dan is dat goed voor de economie, maar zal ook het aantal coronabesmettingen weer oplopen. Door zelf aan de knoppen de draaien, krijgen mensen inzicht in de negatieve en positieve gevolgen van verschillende maatregelen.

Mouter stond zelf aan de wieg van de PWE. Tijdens zijn promotie aan de TU Delft deed hij onderzoek naar de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), een instrument om overheidsbeleid te evalueren. “Een van de aannames in dat systeem is dat je de keuzes die mensen maken als privépersoon kunt gebruiken om projecten van de overheid te analyseren. Maar hebben mensen wel dezelfde voorkeuren voor hun eigen euro’s als voor de euro’s van de overheid?” vroeg Mouter zich af. Uit experimenten die hij uitvoerde bleek van niet. “Mensen hebben zelf bijvoorbeeld geld over voor tijdswinst bij reizen, terwijl ze vinden dat er vanuit de overheid juist geld naar de verkeersveiligheid zou moeten gaan. Ze vinden dat het individu en de overheid elk een eigen verantwoordelijkheid hebben.”

Factor 20

De verschillen tussen wat de burger zelf zou doen en wat die vindt dat de overheid zou moeten doen, bleken opvallend groot. “Consumenten vinden zelfs een reistijdswinst van 45 seconden belangrijk en durven daar best wat risico voor te nemen, terwijl ze tegelijkertijd menen dat de overheid pas bij een reistijdswinst van een kwartier een mensenleven zou moeten riskeren. Dat scheelt een factor 20.” Ondanks die opvallende onderzoeksuitkomsten, vond Mouter niet meteen voet aan de grond met zijn ideeën. “Een jaar lang presenteerde ik mijn resultaten op allerlei conferenties, zonder iemand te overtuigen. Tot ik op een conferentie in Chili collega Paul Koster van de Vrije Universiteit tegenkwam die wel overtuigd was geraakt. ’s Avonds hebben we toen in een pizzeria op een servetje de basis van de PWE-methode uitgeschreven.”

Bij de PWE die zij ontwikkelden, wordt niet uitgegaan van privékeuzes, maar neemt de burger als het ware plaats op de stoel van de overheid. “Overheidsgeld kan maar een keer worden uitgegeven. Deelnemers aan een PWE zien de verschillende beleidskeuzen en moeten in zo’n onderzoek het collectieve geld verdelen vanuit collectieve keuzes, die ze dus zelf als beleidsmaker zouden maken.” In de praktijk blijkt de PWE niet alleen te werken als evaluatiemethode van beleid. Overheden zien het ook als een instrument voor burgerparticipatie. “Als er nu participatie wordt georganiseerd, bereik je meestal enkele tientallen senioren die naar zo’n bijeenkomst komen. Wij bereiken soms wel vijfduizend mensen.” Een derde functie van de PWE is bewustwording. “Deelnemers worden zich bewust van de effecten van hun keuzes; iets dat ze eerst een goed idee vonden, blijkt dan negatieve consequenties te hebben. Zo kun je ze meenemen in de duivelse dilemma’s van de besluitvorming.”

Duivelse dilemma’s te over in de huidige crisis, al zal niet iedereen er zo over denken. “Er zijn ook mensen die zeggen: het land moet gewoon weer open, de economie moet weer draaien”, zegt Mouter. Maar naar wie zal het kabinet straks luisteren? “Dat gaan we ook vragen: in hoeverre deelnemers vinden dat de uitkomsten moeten worden meegenomen door de politiek. Tot nu zagen we in alle PWE’s dat mensen wel graag willen participeren en op een serieuze manier hun mening geven, maar dat ze die toch een bescheiden rol willen geven: slechts 15% van de deelnemers vindt over het algemeen dat de resultaten van deze vorm van burgerraadpleging doorslaggevend moet zijn in de politieke besluitvorming”, vertelt Mouter. “Al zie je wel een verschil tussen hoog- en laagopgeleiden. In een recente PWE die we uitvoerden voor de warmtetransitie van de gemeente Utrecht vond 40% van de laagopgeleide deelnemers dat het advies van burgers zwaarder moest wegen dan het advies van experts.” Dat heeft dan waarschijnlijk te maken met het respectievelijke ver- en wantrouwen in de integriteit van experts.

Feedback

Bij het ontwerp van het onderzoek naar de exitscenario’s kreeg Mouter feedback van medeonderzoekers, maar ook van beleidsmakers van het Ministerie van Financiën en van het RIVM. “Ik maak graag zoveel mogelijk stakeholders deelgenoot van een experiment, daar wordt de inhoud vaak beter van. Ik leg altijd wel uit waarom we feedback wel of niet meenemen. Vanuit statistisch perspectief zijn er bijvoorbeeld andere belangen bij een experiment dan vanuit beleidsperspectief. We moeten geen experiment ontwerpen dat wel heel relevant is voor het beleid, maar statistisch zo inefficiënt dat we niks meer met de data kunnen.”

Voorbij 20 mei

Is het huidige onderzoek straks afgerond, dan staat het volgende alweer voor de deur. “Zodra we de besluiten van de persconferentie van 20 mei weten, gaan we verder met een onderzoek naar de keuzes op langere termijn. Uiteindelijk is de vraag wat we gaan doen tot er een vaccin is”, vertelt Mouter. “Hoe snel willen we dat de crisis over is? Je kunt snel, maar met veel sterfgevallen, proberen groepsimmuniteit te bereiken, of in een anderhalvemetersamenleving wachten tot er een vaccin is. We kunnen misschien ook beginnen met in provincies als Groningen, Friesland en Drenthe de maatregelen op te heffen en daar dan geleidelijk provincies aan toe te voegen. Aan al die scenario’s zitten ook weer consequenties.” Voor dit onderzoek werken Mouter en zijn collega’s samen met modelleurs bij het Erasmus MC en de Universiteit Utrecht, die aan epidemiologische modellen werken. 

Methodoloog

Mouter is blij dat hij op die manier zo’n rechtstreekse bijdrage kan leveren in deze crisistijd. Wel benadrukt hij dat hij vooral methodoloog is. “Ik wil nieuwe methoden ontwerpen om overheidsbeleid te evalueren en bestaande methoden verbeteren. Op die manier wil ik beleidsmakers zo goed mogelijk van kennis en informatie voorzien, maar het is hun keuze om daar wel of geen gebruik van te maken,” zegt hij. Zo ook in de huidige situatie: ““Ik denk dat het belangrijk is dat Rutte bij zijn besluiten geïnformeerd is over de voorkeuren van grote groepen burgers als het gaat om de trade-offs. Hij kan dan nog steeds beslissen die naast zich neer te leggen.”

Die relevantie van het thema is heel belangrijk voor Mouter. “Ik heb met het RIVM onderzoek gedaan over bezuinigingen in de zorg, en in Friesland naar de energietransitie; allemaal grote thema’s waar ik graag mijn tijd insteek.” Thema’s die na deze crisis zeker ook weer een rol in zijn werk zullen gaan spelen. Voorlopig richt Mouter zich met zijn collega’s echter even op corona-gerelateerde onderwerpen. “De resultaten van een eerste experiment hebben we al gepubliceerd in een Nederlandstalig paper. Dat heeft twee weken geduurd van toekenning van de financiering tot aan de rapportage van de belangrijkste bevindingen, een proces dat normaal zeker vier maanden duurt”, vertelt hij. “Je merkt een enorme bereidheid bij iedereen om zich flexibel op te stellen en tot laat in de nacht of in het weekend door te werken. We waren al een team van enthousiaste mensen die de PWE verder willen ontwikkelen, maar je ziet nu nog meer power en saamhorigheid. Ik vind dat heel mooi om mee te maken.”