Het inpassen van nieuwe infrastructuur in ons dichtbebouwde land wordt steeds complexer. De minor Integrated Infrastructure Design leert studenten omgaan met die complexiteit. “We leiden zo een heel ander type ingenieur op”, zegt drs.ing. Hans de Boer, coördinator van de minor. 

De bouw van een nieuwe fiets- en voetgangersbrug over de Schie in Delft gaat naar verwachting in 2023 van start. Het bijzondere aan deze Gelatinebrug? Studenten van de minor Integrated Infrastructure Design hebben bijgedragen aan het ontwerp. “Hele stromen fietsers en voetgangers moeten er veilig overheen, maar ook de scheepvaart moet eronderdoor en hij moet in de omgeving passen. Daar zit spanning tussen”, vertelt Hans de Boer. “Studenten hebben daarom het hele traject bestudeerd en verschillende ontwerpen gemaakt om te onderzoeken welk ontwerp het beter doet vanuit welke perspectieven. Wat is bijvoorbeeld de beste vorm, wat is de beste route?” Dat deden de studenten onder leiding van ervaren brugontwerper Joris Smits. Zulke voorstudies helpen projectleider Anja Schmal en strategisch adviseur Jan Nederveen van de gemeente bij het formuleren van het Programma van Eisen voor de aanbesteding met marktpartijen.

De minor is het geesteskind van DIMI: het Delft Deltas, Infrastructures & Mobility Initiative. Binnen DIMI werken ontwerpers en onderzoekers vanuit disciplines als transport, waterveiligheid, stedenbouw, architectuur en landschapsontwerp samen aan integrale oplossingen. Daarmee willen ze een einde maken aan een al langer bestaand probleem: de vaak moeizame ontwikkeling en realisatie van infrastructurele projecten. Dat heeft te maken met  de grote technische complexiteit, de hoge investeringen en het effect op de omgeving. Over dat laatste moeten dan met name betrokken overheden een politiek-bestuurlijke afweging maken, wat ook weer een complex proces is. “Al met al wordt het steeds lastiger om infrastructuur te verwezenlijken”, vertelt De Boer. “Nederland is een dichtbevolkt land met relatief weinig beschikbare ruimte met een al hoogontwikkelde infrastructuur, waarbij het moeilijk is om iets nieuws in te passen. Ook het onderhoud en daarvoor benodigde budget vraagt om aandacht.” 

De veranderde rol van de overheid speelt eveneens een rol. “Er wordt veel aan de markt overgelaten, zodat die anders moet gaan werken. Maar opdrachtgeverschap vereist ook kennis aan de kant van overheidsorganisaties. Hoe bepaal je anders of je een goede uitvraag hebt gedaan? En ben je wel in staat om te beoordelen of een bepaalde offerte of ontwerp wel deugt?” Eenmaal aangelegd is er namelijk meestal geen weg terug. “Infrastructuur moet wel 50, 100 of zelfs 200 jaar meegaan. Kijk maar naar spoorwegen of vaarwegen. Als je er last van hebt, dan kom er nauwelijks meer van af, maar doe je het goed, dan verdient zich dat maatschappelijk en economisch gezien terug. Je moet dus toekomstbestendig ontwerpen”, zegt De Boer. 

Als een weg eenmaal is uitgetekend en de benodigde grond verworven, kun je nog maar weinig doen als je tegen een probleem aanloopt.

Ontwerpend onderzoek biedt een antwoord: “Ontwerpen draait om toevoegen, veranderen en zaken mogelijk maken. Bij DIMI staat dat ontwerpproces centraal tijdens het verkennen van de problematiek in een bepaalde omgeving”, legt De Boer uit. “Dat voorkomt ook dat je kansen mist. Als een weg eenmaal is uitgetekend en de benodigde grond verworven, kun je nog maar weinig doen als je tegen een probleem aanloopt. In de voorfase is het bij wijze van spreken nog maar een pennenstreek om een rechte lijn krom te maken.”

Dat staat haaks op de traditionele methode, waarbij idee, plan, discussie, besluit, ontwerp, het aanvragen van vergunningen en de uitvoer elkaar opvolgen. “Zo’n sequentieel proces kan wel tien jaar in beslag nemen en in die tijd kan er van alles gebeuren”, legt De Boer uit. “Bovendien worden partijen verderop in het traject met een uitgewerkt geheel geconfronteerd. Als  dan blijkt dat bijvoorbeeld de expertise over de afzuiging in een tunnel niet tijdig bij het ontwerp werd meegenomen, is er geen weg meer terug. Laten we dus alle betrokken disciplines in de voorfase al bij elkaar brengen, dan kunnen we een beter zicht op de opgave en condities krijgen zodat een deel van de  problemen kan worden voorkomen.”

We werken samen met gemeentes en de provincie aan actuele projecten die nog in verkennende fase zitten.

Grote bijval

DIMI heeft zich de afgelopen jaren toegelegd op ontwerpend onderzoek als wetenschappelijke benadering; via de minor Integrated Infrastructure Design wordt die kennis in het onderwijs ingebracht. Studenten vanuit verschillende ontwerp- en techniekdisciplines werken een semester lang aan ontwerpcases voor concrete infrastructurele vraagstukken. De opzet van de minor kon op grote bijval rekenen. Alumnus en stedenbouwkundig expert Marcel Smets, tussen 2005 en 2010 Tweede Vlaamse Bouwmeester noemde TU Delft ‘de enige universiteit, tenminste in Europa, die vanuit het eigen portfolio zo’n programma op poten kan zetten’. Net zo enthousiast was de DIMI-adviesraad, waar bouwers als BAM, ingenieursbureaus als Royal HaskoningDHV, baggeraars als van Oort, als ook het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het College van Rijksadviseurs in zitten. De Boer: “Dit viel helemaal samen met hun behoeften aan afgestudeerden die ook buiten hun eigen discipline kunnen kijken.” 

Inmiddels loopt de minor sinds studiejaar 2015/16. “Het is een uniek programma met op elkaar afgestemde vakken vanwege de scope van de projecten en de hiervoor noodzakelijke kennis vanuit verschillende disciplines. We werken samen met gemeentes zoals Delft en Rotterdam en met de Provincie Zuid-Holland aan actuele opgaven die nog in een verkennende fase zitten. Die kun je vanwege karakter en status hiervan dus nog niet aan ingenieursbureaus aanbieden, maar ze lenen zich heel goed voor een studie via ontwerpend onderzoek”, zegt De Boer. Studenten leren eerst de basis: de analyse- en ontwerpvaardigheden en denkwijzen van de verschillende disciplines. “Stedenbouw, landschapsontwerp, architectuur, civiele techniek en technische bestuurskunde: al die perspectieven brengen we samen in de verschillende vakken. Hoe ontwerp je nu een brug of weg en hoe pas je die in het landschap in? Zijn er wel twee keer vier rijstroken nodig voor die nieuwe weg, of kunnen we het op een andere wijze op netwerk- en systeemniveau oplossen? En als die weg een barrière opwerpt tussen wijken, hoe ga je de verbinding dan herstellen? Zulke praktijkcasussen leggen we ze voor.”

Eindopdrachten

Het zijn allemaal vooroefeningen voor de grote eindopdracht die elk team tot een succes moet brengen. “Die eindopdracht doen we in Rotterdam. Zo hebben we al een aantal malen opdrachten gedaan voor Feijenoord City. Dat is een groot gebiedsontwikkelingsprogramma rondom het nieuwe stadion. De Erasmusbrug en de Willemsbrug zijn al overbelast, dus moet er een derde oeververbinding komen in dat gebied. De variant die studenten vorig jaar bedacht hebben, is meegenomen in het bruggenatelier van de Gemeente Rotterdam en wordt onderzocht als serieuze kandidaat. Dit zijn derdejaarsstudenten!”

Ook het voorstel voor een nieuw station in de kop van Feijenoord bleek een succes. Het station moet onderdeel worden van de lightrailverbinding die tussen Leiden en Dordrecht moet gaan lopen, via de zogenaamde Oude Lijn. “Een van de teams concludeerde uit hun analyse dat er een vervoersleegte was ter hoogte van het Noordereiland, bij het Entrepotgebouw. Volgens hen was het logisch om daar een stadsstation te hebben in  plaats van station Rotterdam Zuid, als er verderop al een nieuw station komt voor Feijenoord City”, zegt De Boer. “Inmiddels is De Oude Lijn ingetekend en hun Entrepotstation staat erin. Het gemeentelijke ingenieursbureau heeft ook al een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de kosten van dit ondergrondse station. Dat is een mooi voorbeeld van de maatschappelijke bijdrage en invloed die je als minorstudent al kunt hebben.”

Terbregseplein

Voor editie 2021 van de minor kwamen Feyenoord City en de omgeving tussen Kralingsezoom en  het Terbregseplein aan bod. “Dat is onderdeel van de Rotterdamse Woonvisie 2040. Er moeten tien- tot vijftienduizend woningen in dat gebied komen. Onder begeleiding van Marc Verheijen en Wouter Kamphuis van het Ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam hebben we een verkenning gemaakt op basis van verschillende deelprojecten hoe je met een combinatie van hoogwaardig OV, architectuur en stedenbouw de problematiek van wonen aan de snelweg kunt opvangen, denk aan emissies en geluidsoverlast. Daarbij moet je er dan rekening mee houden dat vanaf 2040 het aandeel elektrisch vervoer hoog zal zijn.” Ook dit jaar hebben de studenten zich dus weer kunnen vastbijten in een serie uitdagende ontwerpopdrachten met een onderlinge samenhang, zodat ze niet alleen binnen hun eigen team maar ook met de andere teams moeten afstemmen. 

Naast inhoudelijke (ontwerp)kennis wordt er in de minor ook aan andere vaardigheden gewerkt. Soft skills zoals presenteren en overleggen, en het schrijven van een essay over een infrastructuur dat hen intrigeert. Ook moeten ze zich leren inleven in de verschillende partijen “Het is ontzettend leuk om te zien hoe studenten doorkrijgen dat ze vanuit hun eigen discipline naar de wereld kijken en dat dit vanuit andere disciplines op een andere manier gebeurt.” Daar blijft het niet bij: “Bestuurders, gebruikers en bouwers ervaren een infrastructuur allemaal op hun eigen manier. Voor de bouwer is de realisatie het doel; de bestuurder wil doelstellingen bereiken als betere doorstroming of grotere economische activiteit. De gebruiker wil misschien ook wel betere doorstroming, maar dan zonder snelweg achter zijn huis. Je moet leren al die perspectieven in het oog te houden.” 

Alle hands aan dek

“Al met al een zwaar beladen programma”, zo omschrijft De Boer het. “Ze verdienen er 30 studiepunten mee, maar zijn daarvoor wel bijna een half jaar voltijds bezig. Experts vanuit de praktijk komen langs om hun verhaal te vertellen en studenten te begeleiden. Er zit veel groepswerk in. Ze moeten plannen, taken verdelen schema’s maken, argumenten ontwikkelen, communiceren, een businesscase opstellen. Veel dichter bij de praktijk kom je niet als student, maar het is wel alle hands aan dek.” Gemopperd wordt er dus ook wel eens. “Af en toe een mentaal knokpartijtje of juist een groepsknuffel; die dynamiek is belangrijk. En aan het eind van de rit zijn ze dan verbaasd over wat ze hebben gepresteerd. Dat hadden ze vooraf niet voor mogelijk gehouden. Dat maakt het heel dankbaar werk.”

Drs. ing. Hans de Boer