Hoe kun je die spreekkamer van de toekomst dan zo vormgeven dat digitalisering de zorg beter maakt? Dat is het uitgangspunt van Spreekkamer 2030.

De spreekkamer in het ziekenhuis is de afgelopen twintig jaar maar weinig veranderd. Digitalisering heeft zijn intrede gedaan in de vorm van de computer, maar dat beeldscherm staat vervolgens letterlijk tussen arts en patiĂ«nt in, waarbij de arts veel tijd en aandacht kwijt is aan het invoeren van gegevens. Meer hinder dan hulp, lijkt het haast. “Die computer kan zo veel meer en als arts willen we allemaal het beste voor onze patiĂ«nten, dat zit ons in de genen”, zegt Joke Hendriks, vaatchirurg en afdelingshoofd chirurgie in het Erasmus MC. Hoe kun je die spreekkamer van de toekomst dan zo vormgeven dat digitalisering de zorg beter maakt? Dat is het uitgangspunt van Spreekkamer 2030. De manier waarop dat gebeurt is bijzonder: het Erasmus MC, TU Delft en de Erasmus Universiteit trekken hierbij vanaf dag Ă©Ă©n gezamenlijk op. 

Ruim een jaar geleden zijn ze begonnen. “We hebben studenten medicijnen en ontwerpstudenten gezamenlijk op pad gestuurd om wat er gebeurt rondom die spreekkamer te ontleden. Ze spraken met patiĂ«nten, specialisten, verzekeraars, deskundigen in wet- en regelgeving en kwamen met een proces van tien stappen, van de aanloop naar het gesprek tot aan het moment dat de patiĂ«nt weer thuis is. Dat werd de kapstok van het project. Als we al die processtappen apart bekijken, wat kunnen we dan vernieuwen of stroomlijnen met behulp van technologie”, zegt Richard Goossens, hoogleraar Physical Ergonomics aan TU Delft. “En hoe richten we de spreekkamer dan zo in dat artsen hun werk beter, efficiĂ«nter en met meer plezier kunnen doen”, vult Antoinette de Bont aan. Zij is hoogleraar sociologie van innovaties in zorg aan de Erasmus Universiteit. 

Een chirurg, een ontwerper en een socioloog. Het is precies het soort combinatie van kennis waarmee TU Delft, het Erasmus MC en de Erasmus Universiteit gezamenlijk complexe problemen in onder meer de gezondheidszorg willen aanpakken. Daarvoor moeten wetenschapsgebieden naar elkaar toegroeien, versmelten, convergeren. In de praktijk werkt dat ongeveer zo: “Tijdens de eerste bijeenkomst waar ik bij was, kwamen er allemaal mensen langs die een idee hadden om technologie te gebruiken”, vertelt De Bont. “Zo was er een dermatoloog die een e-health app wilde gebruiken omdat het aantal gevallen van huidkanker zo toeneemt, maar wiens collega’s dachten dat het niet veilig genoeg zou zijn. Zou een Randomized Control Trial kunnen helpen? Richard wilde het apparaat zien, om te kijken of de visualisatie wel goed was, terwijl ik zelf dacht dat je met een RCT het vertrouwen van artsen in technologie niet kan verbeteren. We zaten daar vrij van belangen verbindingen te maken tussen de verschillende instituten.”

Die vrije uitwisseling van ideeën is essentieel. “We willen onderzoeken wat de beste opties zijn voor die spreekkamer. Is het kosteneffectief, is het beter voor de patiënt, wordt de zorg er beter van? Zo zijn er heel veel vragen”, zegt Hendriks. De Bont: “Het helpt daarbij als je met al die expertises aan tafel zit. Joke die precies weet hoe een ziekenhuis werkt, Richard die de technologie goed kan inschatten en ik die meer op systeemniveau kijk. Dat maakt ons een goed team om daar het gesprek over aan te gaan. Daarbij voel ik een soort vrijheid tussen ons. Er hoeft niet overal een project uit te komen. Dat geeft ruimte om het wat speelser te houden.” Hendriks: “Dat komt omdat we dat hogere doel gedefinieerd hebben van de zorg beter maken.”

Elk hun eigen vragen

Verbeter de zorg, te beginnen bij de spreekkamer. Dat proces gaan ze elk met hun eigen vragen en expertise in. “Vanuit de ontwerpkant zitten er hele interessante vragen in die veel verder gaan dan hoe we de technologie maken. Hou zorgen we dat de mens centraal blijft staan, zodat we bijvoorbeeld beslissingen of adviezen van virtuele units kunnen vertrouwen?” zegt Goossens. “Wat betekenen verschillende patiëntprofielen voor het ontwerp, denk bijvoorbeeld aan ouderen die minder digitaal vaardig zijn. Hoe pas je de bediening aan zodat leken thuis kunnen omgaan met producten die voor professionals zijn ontworpen?”

Zijn studenten zijn al met pilotprojecten gestart. “Je wilt dat de data die gebruikt worden voor de consultatie in de spreekkamer voor iedereen in een oogopslag duidelijk zijn. Hoe kun je dan fysieke en mentale gesteldheid in een interface presenteren? Een van mijn studenten bedacht een cirkel die via zijn kleur aangeeft hoe de patiënt zich mentaal voelt, en via de grootte hoe die zich fysiek voelt. Dan zie je snel wat voor soort gesprek je moet voeren. We willen dit principe nu uitbreiden naar meer variabelen.”

Dat raakt aan de vragen die Hendriks heeft: “Wat gaan wij doen met data die patiënten thuis genereren? Gaan we ze gebruiken in de spreekkamer, of gaan we voor het spreekuur begint, al een algoritme laten meedenken met die gegevens? Met een combinatie van precision diagnostics, risicoprofielen van patiënten en telemonitoring thuis, kunnen we onze zorg straks anders organiseren. Dan kunnen we patiënten eerder ontslaan, of niet meer op spreekuur laten komen maar digitaal volgen. Dat betekent dat ik niet meer op een reactieve manier wacht tot een patiënt ziek wordt en tegenover me zit, maar op een proactieve manier te werk ga, waarbij de patiënt ook een duidelijke rol heeft. Niet iedereen wil of kan dat, dus moeten we waken voor een tweedeling in de maatschappij.”

Ons hele systeem er nu nog op gebaseerd dat een verzekeraar meer betaald krijgt als hij zieke mensen verzekert.

De Bont bekijkt dat alles op organisatieniveau. “Vanuit het ziekenhuis krijg je vragen als: wie beoordeelt straks die gegevens? Mensen gaan dan andere rollen vervullen. Je moet dan zorgen dat verpleegkundigen die AI kunnen bedienen en dat artsen daar vertrouwen in hebben. Op systeemniveau moet je dan gaan kijken naar de financiering, want een deel van de ziekenhuiszorg wordt op zo’n manier aan huis verleend, wat nu nog het domein van de huisarts is. Bovendien is ons hele systeem er nu nog op gebaseerd dat een verzekeraar meer betaald krijgt als hij zieke mensen verzekert. “Wij zijn dus ook bezig met de kosten van de zorg. Daarom willen we kijken op welke terreinen we AI het best kunnen inzetten, want als diagnostiek al heel goed mogelijk is zonder AI, dan is de vraag wat de toegevoegde waarde is.”

Eyeopeners

Ze merken dat ze door die verschillende invalshoeken heel veel van elkaar leren. Zo kwam Goossens met het plan voor een mock-up van een spreekkamer die over een jaar in het Erasmus MC moet staan. “Die is niet bedoeld als eindproduct, maar als object om je aannames te testen. Dat noemen we research by design”, zegt hij. De Bont: “Dat was voor mij een eyeopener. Jullie maken snelle keuzes, zoals het verbeteren van de spreekkamer met behulp van software, en zetten daar dan vol op in. Ik zou eerst de hele context in kaart brengen. Maar juist door met beperkte informatie te beginnen en te kijken wat de realiteit teruggeeft, krijg je concrete resultaten. Dat is ook waarom die spreekkamer gebouwd wordt, om te ervaren wat dat doet.  Dat klein beginnen leer ik van jullie. En juist omdat we elk onze eigen methodes gebruiken, krijg je een productievere discussie, daarom gaat dit voor mij verder dan gewone samenwerking.”

Ook Hendriks ervaart dat zo: “Het is opvallend hoe snel we van elkaar leren als drie mensen uit verschillende disciplines met elk hun eigen manier van denken. Mijn vak als chirurg dwingt me vaak om snel beslissingen te nemen en daar dan de consequenties van te nemen.. Ik kan niet eindeloos filosoferen of ik een bypass aanleg of niet; de patiënt moet van de operatietafel af. Het is heel waardevol om input te krijgen van Richard die heel conceptueel denkt, of door Antoinette, die kritische vragen stelt als: wat vinden het ziekenhuis of de samenleving daarvan. Maar uiteindelijk wil je natuurlijk wel concrete resultaten boeken.”

Goossens: “Zelf zou ik altijd vanuit het probleem beginnen en een oplossing zoeken. Antoinette heeft me geleerd dat het soms bij voorbaat al geen zin heeft om ergens energie in te stoppen. Dat je iets in een vroeg stadium al kunt afschrijven als kansloos, daar had ik nooit bij stilgestaan.” De Bont: “Dat kan met behulp van ziektemodellering, waarbij je kijkt of een nieuwe technologie van toegevoegde waarde is, gegeven de mogelijkheden voor diagnostiek en behandelingen die er al zijn. Vanuit maatschappelijk perspectief wil je namelijk die terreinen verbeteren waar patiënten grote risico’s lopen. Daarom is het zo belangrijk dat we bij de ontwikkeling vanaf het begin gezamenlijk betrokken zijn. Dan hoef je niet achteraf te concluderen dat iets niet kosteneffectief is.”

Slag in de zorg

Terug naar het hogere doel: “Ik werk met mensen die al heel veel hebben neergezet in hun eigen vakgebied en al heel veel hebben samengewerkt. Die zeggen: we gaan het nog een keer doen en dit keer gaan we het goed doen. Daar spreekt zoveel ambitie uit om die multidisciplinaire aanpak te laten slagen, dat geeft heel veel energie”, zegt De Bont”, “Zelf wil ik geen ontwerper worden en ook geen chirurg, maar ik wil wel die perspectieven leren begrijpen, me in de ander kunnen verplaatsen. Dat is van toegevoegde waarde voor het onderwerp van de spreekkamer, maar ik kan er ook mijn eigen vakgebied mee verrijken.”

De zorg moet een systeemverandering ondergaan, van reactief naar proactief. Dat lukt niet met conventionele methodes.

Goossens: ”We denken dat de zorg een systeemverandering moet ondergaan, van reactief naar proactief. Dat lukt niet met conventionele methodes, maar we denken dat dit wel kan via convergentie; dat is ook een van de achterliggende gedachten achter de convergentie. Dat is mijn droom en dat zien we in dit project al gebeuren. Op ons spreekuur komen nu mensen met ideeĂ«n over andere ruimtes dan de spreekkamer, waar je met technologie een slag kunt slaan. Dus eigenlijk denken we stiekem al over het hele ziekenhuis na.” Hendriks: “Ik wil het beste voor mijn medemens. Iedereen kan  een keer patiĂ«nt worden, en dan moet de behandeling zo optimaal mogelijk zijn.. We passen nu de mogelijkheden die daarvoor zijn nog niet toe, en daarmee doen we onze medemens tekort. Dat kan echt anders.”