3. Welke mindset helpt 't beste?

Als iets niet lukt of het valt tegen, wat denk je dan:            

De eerste uitspraken horen bij een statische mindset. De tweede bij een groei mindset.

Een mindset gaat over hoe veranderbaar jij denkt dat iets is. Bijvoorbeeld BEN je slim, of kun je met inzet en doorzettingsvermogen slim of slimmer WORDEN?

Bij een statische mindset gaat het over slim zijn, of de angst om dom te zijn. Onvoldoendes, tegenvallers, obstakels of feedback, zouden, onbewust, iets over jou als persoon zeggen. Dat is best kwetsbaar.

Studenten met een statische mindset hoeven geen mindere resultaten te halen, zeker niet als ze nooit met tegenvallers te maken krijgen, maar ze beleven vaak minder plezier en vervelen zich sneller.

Studenten met een groei mindset zijn meer nieuwsgierig. Als iets tegenzit balen ze natuurlijk wel, maar ze denken daarna vooral dat je met inspanning en creativiteit  er altijd iets bij kunt leren en verder kunt komen.

Een mindset kun je veranderen. Gedachten zijn netwerken van zenuwcellen in je hersenen. Door andere gedachten te denken bouw je andere netwerken.

Proberen?

Als iets lukt, betrek het niet op jezelf. Evalueer in termen van resultaat [‘Mooi resultaat!’], doorzettingsvermogen [‘Hard gewerkt!’] of strategie [‘Goeie keuze gemaakt!’, ‘Ik heb hulp gevraagd’].

Als iets niet lukt, of tegenvalt, betrek het ook niet op jezelf. Denk dan: “Op DIT moment, en onder DEZE omstandigheden, over welke vaardigheden, inzichten of strategieën beschik ik blijkbaar onvoldoende? Gebruik deze informatie bij een volgende poging in je voordeel.

Slim zijn is pas interessant als je elke dag op deze manier wat slimmer wordt … Verbinden en aanpassen, verbinden en aanpassen …. En als het in één keer niet lukt? Dan in een tweede keer. Of een derde keer ... Voor minder doen wij het niet.

Meer weten?

Bekijk eens de rest van het materiaal in de Study Skills Toolkit over dit onderwerp!