Het economisch model

Om goed af te kunnen wegen wat in termen van maatschappelijke kosten en baten de beste portfolio van projecten is, moeten de keuzes van respondenten op een kwantitatieve manier worden geanalyseerd met econometrische keuzemodellen. Hierbij maken we gebruik van nutsfuncties. In deze nutsfuncties worden de effecten van een portfolio vermenigvuldigd met zogenaamde smaakparameters. De smaakparameters geven weer in welke mate Nederlanders nut ontlenen aan de kenmerken van de projecten waarover respondenten in de Participatieve Waarde Evaluatie voor elk project expliciete informatie hebben gekregen. Respondenten kregen voor elk project waarvoor zij konden kiezen bijvoorbeeld informatie over de totale kosten van het project, maar ook over de invloed van het project op bescherming tegen overstroming.

Hierbij maken we gebruik van nutsfuncties. In deze nutsfuncties worden de effecten van een portfolio ‘vermenigvuldigd’ met zogenaamde smaakparameters. De smaakparameters geven weer in welke mate Nederlanders nut ontlenen aan de kenmerken van de projecten waarover respondenten in de Participatieve Waarde Evaluatie voor elk project expliciete informatie hebben gekregen. Respondenten kregen voor elk project waarvoor zij konden kiezen bijvoorbeeld informatie over de totale kosten van het project, maar ook over de invloed van het project op het aantal verkeersdoden of zwaargewonden in het verkeer.

Zoals gesteld kijken respondenten niet alleen naar de kenmerken van de projecten waarvoor een smaakparameter is geschat. Voor elk project is daarom een smaakparameter geschat voor de project specifieke voorkeuren van de respondenten. De projectspecifieke smaakparameter geeft weer hoeveel nut respondenten ontlenen aan het project ongeacht het niveau van de kenmerken van de alternatieven die in het experiment zijn opgenomen.

Het econometrische model dat we gebruiken zoekt de smaakparameters die de keuzes voor portfolio’s het beste beschrijven. Klik op deze link om meer informatie over dit model te vinden.

Respondenten kijken niet alleen naar de kenmerken van de projecten waarvoor een smaakparameter is geschat. Uit de kwalitatieve motivaties volgt dat zij ook andere aspecten meewegen. Respondenten kiezen bijvoorbeeld voor de combinatie dijkversterking en rivierverruiming, omdat zij vinden dat dit leidt tot een mooiere en aantrekkelijkere leefomgeving. Voor elk project is daarom een smaakparameter geschat voor de project specifieke voorkeuren van de respondenten. De project specifieke smaakparameter geeft weer hoeveel nut Nederlanders ontlenen aan het project ongeacht het niveau van de kenmerken van de alternatieven die in het experiment zijn opgenomen.

Het econometrische model dat we gebruiken zoekt de smaakparameters die de keuzes voor portfolio’s het beste beschrijven. De kosten en baten van een portfolio kunnen hiermee dus uitgedrukt worden in nutseenheden. Dit geeft de mogelijkheid om te bepalen wat de beste portfolio’s zijn. Het model waarmee statistisch gezien het best de maatschappelijke kosten en baten van de investeringsopties kunnen worden bepaald is een extensie van het zogenoemde multiple discrete-continuous extreme value model (MDCEV). Dit nieuwe model veronderstelt dat respondenten zowel een continue keuze maken wat betreft de allocatie van het budget (‘hoeveel budget alloceer ik’?) alsmede een discrete keuze maken (‘neem ik een project wel of niet op in de portfolio’?). Het model houdt er rekening mee dat de continue keuze en de discrete keuzes met elkaar samenhangen: wanneer respondenten veel projecten aantrekkelijk vinden, dan zullen zij geneigd zijn om zoveel mogelijk budget te besteden en andersom.

Op basis van deze analyses kan dus de portfolio aan projecten worden vastgesteld die de grootste maatschappelijke waarde oplevert.

Meer informatie over het economische model kan worden gevonden in het achtergrondrapport van de Participatieve Waarde Evaluatie voor de Lange Termijn Ambitie Rivieren en de publicatie “The Economics of Participatory Value Evaluation”.