Jesse Niers

Als kind kon ik mij er uren mee vermaken: Lego. Het liefst bouwde ik de autootjes, huizen en bruggen zonder boekje in elkaar, om het vervolgens ook weer snel af te breken en iets nieuws te verzinnen. Op de basis- en middelbare school had ik een voorkeur voor alle opdrachten met een technisch tintje, waardoor ik al het idee kreeg dat ik in deze richting verder wilde studeren. Toch liep ik er op de middelbare school tegenaan dat er weinig aandacht was voor techniek. Bij natuurkunde kreeg ik weliswaar de theorie achter technische systemen, maar ik leerde dit niet toepassen in praktijkgerichte opdrachten. In de vijfde klas, toen ik echt ging nadenken over mijn studiekeuze, bezocht ik samen met mijn klasgenoten een universiteit die geen technische studies aanbiedt. Ondanks dat ik wist dat ik niet in deze richting wilde studeren, leek mij het ook goed om te bekijken wat mij juist niet leuk lijkt. Ik kreeg een indruk van de verschillen tussen studies, maar een aantal aspecten kwamen bij allemaal sterk naar voren: Veel onderzoek, hoorcolleges en theorie. En ik wist eigenlijk helemaal niet of dat wel iets voor mij was, want ik was nog steeds op zoek naar die praktijkgerichte onderdelen.

Uiteraard ben ik ook een kijkje gaan nemen op een technische universiteit en ik merkte dat mijn beeld over universiteiten veranderde. In de studieboeken en presentaties van Werktuigbouwkunde zag ik nog steeds theoretische natuurkundige opdrachten, maar dit was veelal gekoppeld aan realistische en voorstelbare praktijkvoorbeelden. Daarnaast lieten ze zien dat er veel tijd werd besteed aan groepsopdrachten, waar je de theorie leerde toepassen. Hierdoor kreeg ik gelijk een sterk gevoel over wat voor gave dingen ik zou kunnen ontwikkelen na mijn studie. De grote verscheidenheid aan onderwerpen en vervolgopleidingen maakte voor mij ook duidelijk dat ik na mijn bachelor nog alle kanten op zou kunnen en met de kennis die ik dan zou hebben, ik zou kunnen kiezen voor iets waar echt mijn passie ligt. Dat was voor mij de bevestiging om voor Werktuigbouwkunde te gaan.

Maar ik was er nog niet, want de opleiding Werktuigbouwkunde kon ik immers aan meerdere universiteiten volgen. Ik besloot een dagje mee te lopen in Enschede, Eindhoven en Delft. Toen ik het gebouw van Werktuigbouwkunde in Delft kwam binnenlopen, zag ik allerlei projecten van eerstejaars studenten staan. Ik was onder de indruk van de resultaten die je na één jaar studeren al kon bereiken, en zag hoe er in de gangen werd samengewerkt aan nieuwe opdrachten. Toen ik vervolgens ook zelf met een groep aan de slag ging met een oefenopdracht wist ik het zeker: Ik ga Werktuigbouwkunde doen in Delft!