Daan Achterbergh


Werkt bij: Joke Smit College Amsterdam
Functie: Docent Natuurkunde en Wiskunde op VWO
Afgestudeerd: 2015

 

Daan Achterbergh is docent Natuurkunde en Wiskunde op het Joke Smit College in Amsterdam. Hij had altijd al een passie voor lesgeven, die zich eerst vooral uitte in het bijles geven aan leerlingen. Later, tijdens zijn bachelor Technische Natuurkunde, heeft hij de minor Educatie gedaan en is zo in aanraking gekomen met het daadwerkelijk voor de klas staan. Daan heeft echt hart voor het onderwijs en wil zijn leerlingen vooral meegeven dat ze iets kunnen en iets waard zijn als ze zich ervoor inzetten. 

De keuze voor Technische Natuurkunde
“Ongeveer tien jaar geleden zat ik in hetzelfde schuitje als jullie: kiezen wat je wilt studeren. Ik dacht aan van alles: conservatorium, geneeskunde, technische natuurkunde of filosofie. Ik moet eerlijk zeggen dat ik mijn keuze vooral heb gebaseerd op het wegstrepen van opties. Geneeskunde vond ik wat afgezaagd, omdat veel mensen uit mijn familie dat hadden gedaan. Filosofie en conservatorium vond ik fantastisch leuk, maar mijn gitaarleraar waarschuwde me dat als je het je beroep maakt, je soms je gitaar wel uit het raam zou willen gooien. Ik zou het eeuwig zonde vinden als me dat ooit zou overkomen, dus liet ik die twee keuzes liever als hobby om er plezier in te houden. En daarom werd het Technische Natuurkunde in Delft. 

Tijdens mijn bachelor Technische Natuurkunde viel de studie me zwaar. Op de middelbare school ging alles me makkelijk af, maar tijdens je studie kom je ineens met alle bollebozen bij elkaar en ligt het tempo ook op dat niveau. Maar als ik goed bleef werken, dan lukte het me allemaal wel. Tijdens mijn bachelor heb ik ook de minor educatie gedaan voor natuurkunde. Je haalt dan een tweedegraads lesbevoegdheid, wat betekent dat je les mag geven aan de onderbouw op een middelbare school.”

Passie voor lesgeven
“Ik denk dat mijn liefde voor onderwijs eigenlijk al voor die minor was ontstaan. Ik merkte dat ik plezier had in lesgeven als ik bijles gaf aan leerlingen en ze het gevoel gaf dat ze iets waard waren. Ik merkte dat nog eens extra toen ik mijn master bionanoscience had afgerond. Ik zat veel in een lab te werken en hoewel de groep waarmee ik werkte heel gezellig was, was ik toch voor mijn gevoel vooral als individu bezig met mijn onderzoek. Dat werkte niet voor mij. Ik wist dat ik uiteindelijk een traineeship wilde doen dat me richting het onderwijs zou leiden en me tot een eerstegraads docent zou opleiden (dan mag je aan de bovenbouw lesgeven). Tegenwoordig heet dat traineeship ‘Trainees in onderwijs’, waarbij je onderwijs combineert met het bedrijfsleven, maar al snel bleek voor mij: onderwijs vond ik het allerleukste.  

En nu - tien jaar later - sta ik voor de klas als natuur- en wiskundedocent. En leuk dat het is! Alhoewel, ik ga natuurlijk ook weleens met een chagrijnige kop naar school omdat iets niet helemaal gaat zoals je zou willen, maar meestal gelukkig met een grote glimlach. Ik heb echt het gevoel dat ik op een goede manier kan bijdragen aan de toekomst van mijn leerlingen. Niet op de eerste plaats omdat ik natuurkunde zo belangrijk vind (al zullen ze hun eindexamens natuurlijk wel moeten halen), maar omdat ik mijn leerlingen het gevoel wil geven dat ze wat kunnen en wat waard zijn.   

Technische Natuurkunde is een redelijk prestigieuze studie, waarbij er hoog wordt opgekeken naar bepaalde beroepen. Docent op een middelbare school was er daar niet direct een van. Een vriend van mij kwam twee jaar na mijn afstuderen op bezoek en zei: “Daan, ik vind het zo knap dat jij bent gaan doen wat je leuk vindt en dat je bent gaan doen waar je hart ligt”. Ik snapte zijn opmerking heel goed, omdat iedereen zich in de studie wil bewijzen, kiezen weinigen voor het docentschap (daar zit niet de uitdaging), maar tegelijkertijd dacht ik: hoezo is het knap dat ik ben gaan doen wat ik leuk vind en waar ik achter sta? 

Ik zou nooit zeggen dat iedereen docent moet worden, want het kan je ook heel ongelukkig maken als je het niks vindt, maar ik vermoed wel dat je bepaalde waarden in je leven hebt en dat je hopelijk die waarden kan uitoefenen in je beroep. Tijdens je studie wordt er niet zo vaak naar deze waarden gevraagd, maar ik hoop dat jullie daar zelf de ruimte voor kunnen nemen om hierachter te komen. Praat er vooral over met medestudenten, met je docenten, met familie, bij stages etc. Zij zitten of hebben ten slotte in hetzelfde schuitje gezeten.”