Professor Paul Hekkert ziet een ingrijpende verschuiving in het werk van ontwerpers. Stond vroeger de productbeleving centraal, tegenwoordig ligt de focus steeds meer op de langetermijneffecten van producten op ons gedrag en ons welzijn.

Een psycholoog in een technologiewereld, zo omschrijft hoogleraar vormtheorie Paul Hekkert zichzelf. “Alles wat des mensen is, heeft altijd mijn interesse gehad: wat mensen beweegt, hoe ze hun leven leiden, hoe menselijk gedrag tot stand komt.” Sinds zijn komst naar Delft – hij promoveerde hier in 1995 op het verschijnsel esthetische oordeelsvorming – is dat interessegebied uitgebreid: “Hoe kunnen we door middel van technologie en design het leven van mensen interessanter en rijker maken en hoe kunnen we ze ondersteunen om de juiste keuzes te maken? Dat begint bij het begrijpen hoe design en technologie ingrijpen op het leven van mensen. Ik doe vrij fundamenteel onderzoek naar die relatie tussen mens en design. Hoe design emoties oproept, bijvoorbeeld. Daarin speelt esthetiek een belangrijke rol.”

MAYA

Hekkert bestudeerde en benoemde esthetische principes om te doorgronden waarom mensen nou eigenlijk dingen mooi vinden. Eén zo’n principe is MAYA, wat staat voor ‘most advanced yet acceptable’. “MAYA zegt dat mensen die producten het mooist vinden, die het meest geavanceerd zijn en tegelijkertijd ook nog begrijpelijk en vertrouwd. Dat is de grens die ontwerpers moeten opzoeken. Het is een precaire balans, die per gebruiker verschilt”, legt Hekkert uit. “Dat betekent niet dat iedereen iets anders mooi vindt. Op heel veel vlakken vinden we wel hetzelfde mooi of nieuw, zeker als we ongeveer dezelfde achtergrond hebben, uit eenzelfde cultuur komen en eenzelfde type ervaring hebben. Zo’n principe kan je helpen begrijpen waarom en wanneer mensen hetzelfde mooi vinden of juist van smaak verschillen.”

Productbeleving

Met zijn vakgroep is Hekkert een van de grondleggers van de productbeleving. “Productbeleving gaat over esthetiek, maar ook over emoties en betekenisgeving. Waarom vinden we producten mooi, waarom roepen ze gevoelens als tevredenheid of bewondering op en waarom kennen we er betekenissen aan toe als cool of stoer? Op dat terrein hebben we wereldwijd naam gemaakt, durf ik wel te zeggen. We hebben een heel oeuvre opgebouwd over productbeleving via de zintuigen: tactiliteit, geluid, maar ook hoe de zintuigen met elkaar samenwerken in een multisensorische beleving.” Ook het onderzoek naar ontwerp en emoties van Pieter Desmet – Hekkert’s eerste promovendus in 2001 – wordt beschouwd als baanbrekend.

Nieuwe focus

De laatste jaren is Hekkert’s focus verschoven van de directe productbeleving naar de langetermijneffecten van producten op ons gedrag, ons welzijn en onze waarden. “Die oude manier van denken over productbeleving past bij consumentisme: hoe kunnen we producten zo maken dat mensen ze nog aantrekkelijker vinden? Er heeft een shift plaatsgevonden in het denken van ontwerpers, filosofen en de technologiewereld, maar ook in de publieke opinie, naar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dan hebben we het over goed omgaan met de beperkte middelen die we op aarde hebben en zorgzaam zijn voor ons eigen welzijn en gezondheid. In designtermen: hoe kunnen we de wereld zo vormgeven dat mensen de juiste keuzes maken en de juiste dingen doen?”

Die verschuiving in benadering heeft een flinke impact op het werk van ontwerpers. Samen met zijn collega Nynke Tromp scheef hij er een boek over, Designing for Society. “Moet je ontwerpers eigenlijke wel opzadelen met de verantwoordelijkheid voor het collectieve belang, en als ze die willen nemen wat betekent het dan voor hun werk?” Hekkert ondervindt ook kritiek op het idee dat ontwerpers expliciet het gedrag van mensen gaan beïnvloeden. “Wie zijn jullie wel dat je kunt bepalen wat gewenst gedrag is, hoor je dan. Hebben we het echter over gedrag dat evident slecht is, denk aan roken, dan doet niemand er moeilijk over. Bovendien hebben producten, diensten, en technologie in het algemeen ons leven en ons gedrag altijd al radicaal beïnvloed, alleen waren we ons daar niet zo van bewust. Pas nu de langetermijneffecten van bijvoorbeeld ons plasticgebruik duidelijk worden, schrikken we ervan.”

De nieuwe politicus

Volgens Hekkert wordt de ontwerper op die manier eigenlijk de nieuwe politicus. “In het verleden had de politicus een ideologie die iets zei over waar het met de wereld op de lange termijn naar toe moest gaan. Tegenwoordig hoor je ze nauwelijks meer over die vergezichten. Ze zijn vooral bezig met het pleasen van de burger in de hoop bij de volgende verkiezingen weer verkozen worden. Het politieke bedrijf is dus van de lange termijn naar de korte termijn verschoven en van het collectieve naar het individuele belang”, stelt Hekkert. “Ontwerpers zijn in het gat gesprongen dat de politiek heeft laten vallen. Zij houden zich veel meer dan voorheen bezig met de langetermijnbelangen en het collectieve belang.”

Dat is nog niet zo eenvoudig. “Waar haalt de ontwerper dan de kennis en kunde vandaan om dat langetermijnbelang en dat collectieve belang te definiëren? Het huidige user-centred design is erop gericht om dicht op de gebruiker te zitten en samen producten te ontwerpen. Dat is problematisch als je wilt ontwerpen voor het collectieve belang.” Maar hoe zou het dan wel kunnen? “Ik denk dat de ontwerper meer nog dan nu de wetenschap zou kunnen omarmen als gids. We hebben hier bijvoorbeeld het Delft Institute of Positive Design. Daar kijken we hoe we kennis uit de wereld van de positieve psychologie kunnen gebruiken. Die wetenschap kijkt al een jaar of twintig naar wat ons kan helpen om op de lange termijn gelukkig te worden. Die kennis gebruiken we meer en meer om producten te ontwikkelen die kunnen bijdragen aan ons welzijn.”

Studenten van nu

Die omschakeling in het ontwerpdenken sluit ook aan bij de denkwereld van een nieuwe generatie studenten. “Tien of vijftien jaar geleden wilden studenten graag afstuderen bij een automotive bedrijf, of bij Philips een stoer product ontwerpen. Kijk je naar afstudeerverslagen van studenten van de afgelopen jaren, dan zie je hoe gepassioneerd ze nu zijn om bij te dragen aan een betere wereld.” Mooi voorbeeld vindt Hekkert een afstudeerder die een streaming platform à la Netflix heeft ontworpen dat specifiek is gericht op welzijn. “Zulke diensten zijn geweldig als je kijkt naar het aanbod en het entertainment dat het geeft, maar er zitten wel een paar perverse prikkels in. Het is er namelijk op ontworpen dat je gaat bingewatchen en dus meer kijkt dan je eigenlijk zou willen of dan goed voor je is.”

In de welzijnsvriendelijke variant wordt de kijker eerst gevraagd een paar vragen te beantwoorden over zaken als beschikbare tijd en interesses. “De aanbevelingen zijn dan niet gebaseerd op wat iedereen kijkt, maar meer op wat experts die jij hoog acht waardevolle programma’s vinden. Dat zijn dan niet opeens allemaal documentaires; het mag ook best amusement zijn.” Iets wat ook in de huidige systemen ontbreekt zijn aanbevelingen op basis van wat je vrienden kijken. “Dat kan dan weer de verbondenheid met je omgeving verbeteren. Dat zit nu wel in het kijkgedrag van veel mensen: je kijkt iets omdat je van anderen hoort dat het geweldig is. Maar de huidige aanbevelingssystemen doen daar niets mee.”

Het afstudeeronderzoek is geïnspireerd door het werk van Tristan Harris, een voormalig ontwerpethicus bij Google. Hij is een van de oprichters van de Time Well Spent-beweging, die samen met techbedrijven wil kijken hoe technologie ertoe kan bijdragen dat mensen hun tijd goed besteden. “Harris probeert bedrijven als Google, Netflix en Facebook ervan te overtuigen dat het huidige businessmodel van mensen zo lang mogelijk op hun platform houden, niet bijdraagt aan ons welzijn. Die boodschap komt schoorvoetend binnen. Daarom krijg je nu op veel apparaten bijvoorbeeld informatie over je schermtijd”, zegt Hekkert. “Die beweging sluit heel goed aan op wat wij zeggen: we moeten weg van onmiddellijke behoeftebevrediging richting meer langetermijnwelzijn.”

Onontgonnen gebied

Op dat gebied ligt nog een grote onderzoeksopgave, die Hekkert graag aangaat. “Het is een enorme uitdaging, want er is zowel theoretisch als methodologisch nog heel veel te winnen. Het is mijn missie om het vak van de ontwerper minder een ambacht te laten zijn waar je talent, creativiteit en intuïtie voor moet hebben en meer een kennisgedreven professie die meer evidence-based te werk gaat. Dat hoeft elkaar niet te bijten, maar ontwerpers kunnen zich veel meer laten informeren door experts en de wetenschap”, zegt Hekkert. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de opleiding. “Als we onze studenten daar op de juiste manier voor trainen, krijgen we straks producten en diensten die bijdragen aan die betere wereld waar we allemaal naar toe willen.”

Dat komt ook de ontwerper zelf ten goede. “Het helpt ontwerpers zich op te kunnen stellen als professionals die hun klanten en opdrachtgevers beter kunnen uitleggen hoe en waarom ze iets doen. Dat is in sommige kringen nog vloeken in de kerk. De ontwerper wordt vaak nog als een kunstenaar gezien die zich niet in een keurslijf moet laten drukken. Dat is ook helemaal niet waar het mij om gaat. Methodologisch ontwerpen maakt dat ontwerpers hun werk systematischer kunnen doen en beter kunnen verantwoorden. Dat betekent niet dat ze hun intuïtie overboord moeten gooien.”

Pragmatische idealist

Gaan ontwerpers ons gedrag daadwerkelijk veranderen op weg naar die betere wereld? “Ik ben een pragmatische idealist; ik realiseer me dat het moeilijk is. Bij gedragsverandering gaat het meestal eerst om een kleine groep mensen die al heel bewust bezig zijn met hoe ze leven. Zo praat iedereen in mijn omgeving nu over vliegschaamte, maar de rest van de bevolking vliegt gewoon door.” Toch blijft hij positief. “Niemand had twintig jaar geleden gedacht dat roken zo’n taboe zou worden. Daar hebben we met zijn allen aan bijgedragen door campagnes, bewustwording en wetgeving. Ons denken kan dus prima omslaan. En dat we niet iedereen meteen meekrijgen ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om het te doen. We moeten ergens beginnen.”

Hoe kunnen we de wereld zo vormgeven dat mensen de juiste keuzes maken en de juiste dingen doen?

Een psycholoog in een technologiewereld, zo omschrijft hoogleraar vormtheorie Paul Hekkert zichzelf. “Alles wat des mensen is, heeft altijd mijn interesse gehad: wat mensen beweegt, hoe ze hun leven leiden, hoe menselijk gedrag tot stand komt.” Sinds zijn komst naar Delft – hij promoveerde hier in 1995 op het verschijnsel esthetische oordeelsvorming – is dat interessegebied uitgebreid: “Hoe kunnen we door middel van technologie en design het leven van mensen interessanter en rijker maken en hoe kunnen we ze ondersteunen om de juiste keuzes te maken? Dat begint bij het begrijpen hoe design en technologie ingrijpen op het leven van mensen. Ik doe vrij fundamenteel onderzoek naar die relatie tussen mens en design. Hoe design emoties oproept, bijvoorbeeld. Daarin speelt esthetiek een belangrijke rol.”

MAYA

Hekkert bestudeerde en benoemde esthetische principes om te doorgronden waarom mensen nou eigenlijk dingen mooi vinden. Eén zo’n principe is MAYA, wat staat voor ‘most advanced yet acceptable’. “MAYA zegt dat mensen die producten het mooist vinden, die het meest geavanceerd zijn en tegelijkertijd ook nog begrijpelijk en vertrouwd. Dat is de grens die ontwerpers moeten opzoeken. Het is een precaire balans, die per gebruiker verschilt”, legt Hekkert uit. “Dat betekent niet dat iedereen iets anders mooi vindt. Op heel veel vlakken vinden we wel hetzelfde mooi of nieuw, zeker als we ongeveer dezelfde achtergrond hebben, uit eenzelfde cultuur komen en eenzelfde type ervaring hebben. Zo’n principe kan je helpen begrijpen waarom en wanneer mensen hetzelfde mooi vinden of juist van smaak verschillen.”

Productbeleving

Met zijn vakgroep is Hekkert een van de grondleggers van de productbeleving. “Productbeleving gaat over esthetiek, maar ook over emoties en betekenisgeving. Waarom vinden we producten mooi, waarom roepen ze gevoelens als tevredenheid of bewondering op en waarom kennen we er betekenissen aan toe als cool of stoer? Op dat terrein hebben we wereldwijd naam gemaakt, durf ik wel te zeggen. We hebben een heel oeuvre opgebouwd over productbeleving via de zintuigen: tactiliteit, geluid, maar ook hoe de zintuigen met elkaar samenwerken in een multisensorische beleving.” Ook het onderzoek naar ontwerp en emoties van Pieter Desmet – Hekkert’s eerste promovendus in 2001 – wordt beschouwd als baanbrekend.

Nieuwe focus

De laatste jaren is Hekkert’s focus verschoven van de directe productbeleving naar de langetermijneffecten van producten op ons gedrag, ons welzijn en onze waarden. “Die oude manier van denken over productbeleving past bij consumentisme: hoe kunnen we producten zo maken dat mensen ze nog aantrekkelijker vinden? Er heeft een shift plaatsgevonden in het denken van ontwerpers, filosofen en de technologiewereld, maar ook in de publieke opinie, naar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dan hebben we het over goed omgaan met de beperkte middelen die we op aarde hebben en zorgzaam zijn voor ons eigen welzijn en gezondheid. In designtermen: hoe kunnen we de wereld zo vormgeven dat mensen de juiste keuzes maken en de juiste dingen doen?”

Die verschuiving in benadering heeft een flinke impact op het werk van ontwerpers. Samen met zijn collega Nynke Tromp scheef hij er een boek over, Designing for Society. “Moet je ontwerpers eigenlijke wel opzadelen met de verantwoordelijkheid voor het collectieve belang, en als ze die willen nemen wat betekent het dan voor hun werk?” Hekkert ondervindt ook kritiek op het idee dat ontwerpers expliciet het gedrag van mensen gaan beïnvloeden. “Wie zijn jullie wel dat je kunt bepalen wat gewenst gedrag is, hoor je dan. Hebben we het echter over gedrag dat evident slecht is, denk aan roken, dan doet niemand er moeilijk over. Bovendien hebben producten, diensten, en technologie in het algemeen ons leven en ons gedrag altijd al radicaal beïnvloed, alleen waren we ons daar niet zo van bewust. Pas nu de langetermijneffecten van bijvoorbeeld ons plasticgebruik duidelijk worden, schrikken we ervan.”

De nieuwe politicus

Volgens Hekkert wordt de ontwerper op die manier eigenlijk de nieuwe politicus. “In het verleden had de politicus een ideologie die iets zei over waar het met de wereld op de lange termijn naar toe moest gaan. Tegenwoordig hoor je ze nauwelijks meer over die vergezichten. Ze zijn vooral bezig met het pleasen van de burger in de hoop bij de volgende verkiezingen weer verkozen worden. Het politieke bedrijf is dus van de lange termijn naar de korte termijn verschoven en van het collectieve naar het individuele belang”, stelt Hekkert. “Ontwerpers zijn in het gat gesprongen dat de politiek heeft laten vallen. Zij houden zich veel meer dan voorheen bezig met de langetermijnbelangen en het collectieve belang.”

Dat is nog niet zo eenvoudig. “Waar haalt de ontwerper dan de kennis en kunde vandaan om dat langetermijnbelang en dat collectieve belang te definiëren? Het huidige user-centred design is erop gericht om dicht op de gebruiker te zitten en samen producten te ontwerpen. Dat is problematisch als je wilt ontwerpen voor het collectieve belang.” Maar hoe zou het dan wel kunnen? “Ik denk dat de ontwerper meer nog dan nu de wetenschap zou kunnen omarmen als gids. We hebben hier bijvoorbeeld het Delft Institute of Positive Design. Daar kijken we hoe we kennis uit de wereld van de positieve psychologie kunnen gebruiken. Die wetenschap kijkt al een jaar of twintig naar wat ons kan helpen om op de lange termijn gelukkig te worden. Die kennis gebruiken we meer en meer om producten te ontwikkelen die kunnen bijdragen aan ons welzijn.”

Studenten van nu

Die omschakeling in het ontwerpdenken sluit ook aan bij de denkwereld van een nieuwe generatie studenten. “Tien of vijftien jaar geleden wilden studenten graag afstuderen bij een automotive bedrijf, of bij Philips een stoer product ontwerpen. Kijk je naar afstudeerverslagen van studenten van de afgelopen jaren, dan zie je hoe gepassioneerd ze nu zijn om bij te dragen aan een betere wereld.” Mooi voorbeeld vindt Hekkert een afstudeerder die een streaming platform à la Netflix heeft ontworpen dat specifiek is gericht op welzijn. “Zulke diensten zijn geweldig als je kijkt naar het aanbod en het entertainment dat het geeft, maar er zitten wel een paar perverse prikkels in. Het is er namelijk op ontworpen dat je gaat bingewatchen en dus meer kijkt dan je eigenlijk zou willen of dan goed voor je is.”

In de welzijnsvriendelijke variant wordt de kijker eerst gevraagd een paar vragen te beantwoorden over zaken als beschikbare tijd en interesses. “De aanbevelingen zijn dan niet gebaseerd op wat iedereen kijkt, maar meer op wat experts die jij hoog acht waardevolle programma’s vinden. Dat zijn dan niet opeens allemaal documentaires; het mag ook best amusement zijn.” Iets wat ook in de huidige systemen ontbreekt zijn aanbevelingen op basis van wat je vrienden kijken. “Dat kan dan weer de verbondenheid met je omgeving verbeteren. Dat zit nu wel in het kijkgedrag van veel mensen: je kijkt iets omdat je van anderen hoort dat het geweldig is. Maar de huidige aanbevelingssystemen doen daar niets mee.”

Het afstudeeronderzoek is geïnspireerd door het werk van Tristan Harris, een voormalig ontwerpethicus bij Google. Hij is een van de oprichters van de Time Well Spent-beweging, die samen met techbedrijven wil kijken hoe technologie ertoe kan bijdragen dat mensen hun tijd goed besteden. “Harris probeert bedrijven als Google, Netflix en Facebook ervan te overtuigen dat het huidige businessmodel van mensen zo lang mogelijk op hun platform houden, niet bijdraagt aan ons welzijn. Die boodschap komt schoorvoetend binnen. Daarom krijg je nu op veel apparaten bijvoorbeeld informatie over je schermtijd”, zegt Hekkert. “Die beweging sluit heel goed aan op wat wij zeggen: we moeten weg van onmiddellijke behoeftebevrediging richting meer langetermijnwelzijn.”

Onontgonnen gebied

Op dat gebied ligt nog een grote onderzoeksopgave, die Hekkert graag aangaat. “Het is een enorme uitdaging, want er is zowel theoretisch als methodologisch nog heel veel te winnen. Het is mijn missie om het vak van de ontwerper minder een ambacht te laten zijn waar je talent, creativiteit en intuïtie voor moet hebben en meer een kennisgedreven professie die meer evidence-based te werk gaat. Dat hoeft elkaar niet te bijten, maar ontwerpers kunnen zich veel meer laten informeren door experts en de wetenschap”, zegt Hekkert. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de opleiding. “Als we onze studenten daar op de juiste manier voor trainen, krijgen we straks producten en diensten die bijdragen aan die betere wereld waar we allemaal naar toe willen.”

Dat komt ook de ontwerper zelf ten goede. “Het helpt ontwerpers zich op te kunnen stellen als professionals die hun klanten en opdrachtgevers beter kunnen uitleggen hoe en waarom ze iets doen. Dat is in sommige kringen nog vloeken in de kerk. De ontwerper wordt vaak nog als een kunstenaar gezien die zich niet in een keurslijf moet laten drukken. Dat is ook helemaal niet waar het mij om gaat. Methodologisch ontwerpen maakt dat ontwerpers hun werk systematischer kunnen doen en beter kunnen verantwoorden. Dat betekent niet dat ze hun intuïtie overboord moeten gooien.”

Pragmatische idealist

Gaan ontwerpers ons gedrag daadwerkelijk veranderen op weg naar die betere wereld? “Ik ben een pragmatische idealist; ik realiseer me dat het moeilijk is. Bij gedragsverandering gaat het meestal eerst om een kleine groep mensen die al heel bewust bezig zijn met hoe ze leven. Zo praat iedereen in mijn omgeving nu over vliegschaamte, maar de rest van de bevolking vliegt gewoon door.” Toch blijft hij positief. “Niemand had twintig jaar geleden gedacht dat roken zo’n taboe zou worden. Daar hebben we met zijn allen aan bijgedragen door campagnes, bewustwording en wetgeving. Ons denken kan dus prima omslaan. En dat we niet iedereen meteen meekrijgen ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om het te doen. We moeten ergens beginnen.”

Hoe kunnen we de wereld zo vormgeven dat mensen de juiste keuzes maken en de juiste dingen doen?