Technologische innovatie kan niet zonder sociale innovatie

Interview met Gerdien de Vries en Thomas Hoppe

Technologische projecten zoals windmolenparken, zonnepanelenfarms en ondergrondse opslag van CO2 kunnen nóg zo duurzaam, veilig en noodzakelijk zijn, als lokale bewoners zich tekortgedaan of voorgelogen voelen, komt van uitstel nogal eens afstel.

Gedragswetenschapper Gerdien de Vries, gepromoveerd in Leiden, is naar de TU Delft gehaald voor onderzoek naar communicatie, beïnvloeding en andere sociale aspecten van de introductie van nieuwe technologie.

Samen met bestuurskundige Thomas Hoppe leidt De Vries sinds 2015 het platform voor Sociale Innovatie en Energie aan de TU Delft, gericht op onderzoek, maar ook op beleidsadvisering en een koepelfunctie voor sociaal-wetenschappelijk energietransitie-onderzoek in Nederland. Een speerpunt van het onderzoek van De Vries is 'sociale innovaties in de energietransitie': nieuwe vormen van gedrag, organisatie, samenwerking en communicatie over energietechnologie.

Waarom is dit zo belangrijk?

Gerdien de Vries: Omdat we er steeds meer achter komen dat technologische innovaties, als daar geen draagvlak voor is, tot mislukken gedoemd zijn. Ik ben zelf gepromoveerd op een analyse voor de plannen voor CO2-opslag onder de grond in Barendrecht. Mede vanwege weerstand van de lokale bevolking zijn die plannen uiteindelijk niet doorgegaan. Zij maakten zich onder andere zorgen om de risico’s van een CO2-lek. Voor de initiatiefnemers was het een harde les over het belang van sociale en bestuurlijke aspecten van innovaties.

Ingenieurs ontwikkelen meestal nieuwe technologie met het idee dat het technisch mogelijk is. Wij dragen hier met ons onderzoek aan bij: wanneer is daar eigenlijk draagvlak voor? Tijdens mijn promotie heb ik uitgezocht hoe de private sector communiceerde over dit soort milieutechnologie: hoe is de framing, en wat is daarvan het effect?

Hoe onderzoek je zoiets?

Gerdien de Vries: Ik heb de communicatie geanalyseerd, maar daarnaast ook experimenten gedaan: dan maakte ik websites en legde ik ze voor aan proefpersonen. Zij dachten dat die websites echt van olie en gasbedrijven waren.

Vervolgens wijzig je steeds een detail, bijvoorbeeld de motivatie om te investeren in de energietechnologie. Dan zegt het bedrijf: “We doen dit omdat we winst kunnen maken”, of “We doen dit omdat het zo goed is voor het milieu”. En dan kijk je hoe mensen reageren.

Wat gebeurt er als een olie- en gasbedrijf vertelt dat ze puur om milieuredenen investeren in groene technologieën? Nou, dat geloven mensen niet. Het werd gezien als greenwashing, omdat mensen ook wel weten dat het een onderneming is die uiteindelijk winst wil maken.

Maar op het moment dat ze dat zeiden “We maken er winst mee”, ging dat hele idee van die verborgen agenda weg. Dat was veel meer in lijn met wat mensen verwachtten.

Inmiddels ben ik meer bezig te kijken welke communicatiestrategie we wél kunnen ontwerpen, bijvoorbeeld om mensen te laten nadenken over  het nut van de technologie. Er moet nog veel worden onderzocht, maar als basisregels kun je uit mijn promotie wel afleiden: je moet transparant en gebalanceerd berichten, en kort communiceren.

Dat doen technische projecteigenaren van zichzelf niet per se?

Gerdien de Vries: Haha, nee niet per se. In de Barendrecht-casus noemden ze wel nadelen voor omwonenden, maar legden ze sterk de nadruk op voordelen voor het milieu. Dat wordt ook wel emphasis framing genoemd. Zeker als belanghebbend bedrijf moet je daar heel erg mee uitkijken. Ik noem dat het ‘Boemerang-effect’: juist door mensen te veel te willen doordringen van de voordelen, voelen ze nattigheid, en gaan ze met de hakken in het zand staan.

Maar aan de andere kant is het ook heel moeilijk om de juiste balans te vinden. Nadelen wegen namelijk zwaarder voor mensen dan voordelen. En vaak zijn de nadelen voor een beperkte groep mensen, namelijk de omwonenden, terwijl de voordelen nogal abstract, ver weg, en voor iedereen van toepassing zijn. Dat wordt niet eerlijk gevonden.

Daarnaast gaat het vaak niet per se om de communicatie zelf, maar om emoties en verwachtingen. Mensen voelen zich oneerlijk bejegend, of ze voelen ze zich arrogant behandeld. In Barendrecht vonden ze dat ze veel te laat betrokken waren, en te weinig inspraak kregen. Het gevoel was dat Shell, in hun ogen een ‘arrogante moloch’, toch wel bepaalde wat ze gingen doen.

Maar als je dus eerlijk en gebalanceerd bent, gaan mensen dan wel met je mee?

Gerdien de Vries: Ingenieurs kunnen soms denken : “Het risico is echt verwaarloosbaar. Als mensen maar weten wat wij weten, dan gaan ze wel om. Immers: het is ook gevaarlijk om naast een tankstation te wonen, en dat doen mensen ook.”

Deze technocratische benadering werkt niet per se voor nieuwe technologieën waar mensen zelf weinig belang bij hebben. Zelfs een 0,001 procent kans op een lek of iets dat kan ontploffen, wíllen mensen gewoonweg niet.


Thomas Hoppe: Alles in de energietransitie heeft een ruimtelijke implicatie. Je moet ergens die CO2-opslag regelen, wind- of zonneparken neerzetten. En de mensen die  er in de directe nabijheid wonen of werken, zitten er doorgaans niet  op te wachten.

Dus de vraag is: hoe kun je het proces nu zó vormgeven dat de kans groter wordt dat de omgevingspartijen instemmen met het plan? Maar het is natuurlijk larie om te denken dat je mensen overtuigt zonder dat ze er ook zelf baat bij hebben. Maak ze behalve probleemeigenaar dus ook deels eigenaar van de oplossing.

Dit kan met co-creatie en (gedeeld) eigenaarschap. Daar moet je dan een constructie bij bedenken, een soort sociaal businessmodel. Dit is een voorbeeld van wat we ook bedoelen met sociale innovaties.

Wat is co-creatie?

Thomas Hoppe: Co-creatie is een vorm van participatie waarbij burgers en andere lokale stakeholders meedenken. Bijvoorbeeld over hoe een windpark eruit komt te zien, en waar het komt te liggen.

In Denemarken bestaat er beleid waarin vastgelegd is dat een windpark meestal niet alleen eigendom van een projectontwikkelaar is, maar voor ten minste een kwart eigendom is van de lokale gemeenschap. Die laatste groep kan er dan geld mee verdienen, waarmee bijvoorbeeld lokale sociaaleconomische projecten kunnen worden gefinancierd.

Een andere vorm betreft energiecoöperaties van lokale burgers , die hun eigen zonnepanelen of windmolens installeren, en daarmee in hun eigen stroom voorzien. Daarin zie je sinds 2010 in Nederland een grote opkomst, er zijn nu al meer dan 300 van deze energiecoöperaties in het land. Dit is een mooi voorbeeld van een sociale innovatie.
Wat je vaak ziet is dat de grondleggers van dat soort coöperaties in de jaren tachtig in de antikernenergiebeweging  en andere milieugroeperingen actief zijn geweest. Ook zie je vaak zelfstandige ondernemers in energiecoöperaties: actiegerichte mensen, die het zelf gaan doen, en ook proberen hun buren mee te krijgen.

Maar hoe is dat op grote projecten als CO2-opslag van toepassing?

Gerdien de Vries: Niet in de zin dat er een groep is van mensen die dat willen opzetten, maar wel dat mensen beter meegenomen worden in de besluitvorming. Of door uit te zoeken wat er tegenover kan staan: een compensatieregeling, bijvoorbeeld. Geld voor zebrapaden, stoplichten, of een zwembad bij school. Daar is door collega's van de Universiteit Leiden onderzoek naar gedaan: bijvoorbeeld naar wanneer mensen het gaan zien als omkoping.

Thomas Hoppe: En in het verlengde daarvan: energiemaatschappijen in Duitsland kopen al jaren stroom van boeren die zij hebben opgewekt met windturbines die op hun land zijn neergezet; daar zijn boeren al miljonair mee geworden. Dit kan ook in Nederland gebeuren. Het kan zijn dat de die boer daar blij mee is, maar de rest van de lokale gemeenschap niet.

Gerdien de Vries: Maar om dat te voorkomen, kun je ook eisen dat boeren het draagvlak organiseren van hun buren..

Thomas Hoppe: Ik werk samen met ODE Decentraal, zij ontwikkelen onder meer collectieve windparken in Flevoland. Het duurt vaak jaren voordat ze boeren op een lijn hebben voor een windpark, maar wanneer dit gelukt is, dan gaat het ook meestal zonder problemen.
En in het kader van het grote Europese Horizon2020-project ‘REScoop Plus’ onderzoeken wij in welke mate energiecoöperaties erin slagen energiebesparing te realiseren onder hun leden en deze leden te overtuigen om te investeren in duurzame energie.

Gerdien de Vries: Een andere sociale innovatie zijn de zogenoemde Energy Challenges. Daarbij gaan scholieren zelf aan de slag met een campagne over klimaatverandering en energie, waarbij ze tegen andere scholen strijden om de beste campagne te maken.

Interessante onderzoeksvragen daarbij zijn: Wat is de impact daarvan? En heeft het ook invloed heeft op de kennis, houding en gedrag van de ouders, of van ondernemers in de buurt van de school?

Thomas Hoppe: Eerder onderzoek heeft al laten zien dat dit kan werken.

Je hebt bijvoorbeeld Saerbeck, een dorp in Duitsland dat geldt als een soort modelstad op dit gebied, waar jaarlijks honderden bestuurders en ambtenaren van over de wereld komen kijken wat ze kunnen leren van de lokale aanpak en hoe ze dat kunnen ‘transplanteren’ naar hun eigen stad of regio. De centrale vraag daarbij is: wat zijn de cruciale ingrediënten en condities, waaronder zoiets zou kunnen slagen, en zou je zoiets kunnen uitrollen op grotere schaal?

Gerdien de Vries: Een ander onderzoeksonderwerp, dat trouwens net een Nobelprijs voor Economie heeft gekregen, is nudging: het geven van kleine prikkels om mensen te bewegen om energiebesparende maatregelen te nemen. Een nudge is een psychologisch duwtje in de goede richting. Een beroemd voorbeeld is de vlieg in het urinoir.
Met het Energieonderzoek Centrum Nederland werken we aan een opzet waarbij we mensen willen bewegen om energiebesparende maatregelen te nemen door ze zo veel mogelijk gedoe te besparen: dus er komt niet alleen iemand langs om je zolder te isoleren, maar ook iemand die helpt met de zolder opruimen en eventueel tijdelijke opslag. Want we weten dat mensen niet alleen opzien tegen de kosten, maar ook tegen de rompslomp. In trainingen voor overheidspersoneel komt nudging inmiddels ook altijd langs.

Hoe zien jullie verbanden met collega-onderzoekers?

Thomas Hoppe: Je hebt in Delft meer dan 900 fte aan energieonderzoek, volgens mij is dat het grootste aantal in heel Nederland. Dit betekent dat je met verschillende disciplines een mooi, multidisciplinair scala hebt aan onderzoek dat kan bijdragen aan de puzzel van hoe we die energietransitie nou kunnen versnellen.

Gerdien de Vries: Ik denk dat het ook steeds bekender wordt dat wij sociale wetenschappers hier ook een rol in spelen. We proberen dit voor het voetlicht te brengen, zoals met een symposium dat we afgelopen april in Delft hebben georganiseerd over sociale innovatie in de energietransitie. Het zou mooi zijn als wij in Delft een overkoepelend platform kunnen bieden.

Hoppe: De energietransitie heeft zo'n maatschappelijke en politieke urgentie dat je een pleidooi zou kunnen voeren dat dit een eigen discipline zou moeten worden -niet alleen een toepassingsveld-, daar willen wij graag aan bijdragen.

Het zou mooi zijn als wij in Delft een overkoepelend platform kunnen bieden.

Gerdien de Vries

En contacten met bestuurders?

Thomas Hoppe: In Delft zitten we vrij dicht tegen Den Haag aan en er is veel samenwerking met de partijen die daar zitten, bijvoorbeeld via afstudeeropdrachten bij diverse ministeries.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is op zoek: waar moet het heen met het energiebeleid, met de energiecoöperaties en weerstand tegen al die mooie windparken die wij bedacht hebben? Die hadden er al lang moeten staan en in 2020 hebben wij klimaatdoelen te realiseren. Wat zijn slimme participatieprocessen? En hoe kunnen we zorgen voor een eerlijke verdeling van kosten baten, waarbij de lokale gemeenschappen meedraaien?

Vanuit de TU Delft  is er veel samenwerking met de topsector Energie, en er zijn ook volop contacten met de provincies, de gemeenten Delft en Den Haag en RVO.nl, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die veel regelingen uitvoert op het gebied van energietransitie.

Gerdien de Vries: En we hebben de sociale Energie Brigade, een initiatief vanuit de topsector Energie. Daarbij worden energiewetenschappers in een soort tandem-constructie gekoppeld aan regionale bestuurders, bijvoorbeeld een gedeputeerde van de provinciale staten of gemeenteraadsleden.

De Energie Brigade moet het belang en nut van sociaal wetenschappelijk en bestuurlijk onderzoek naar voren brengen. Voor ons is het heel interessant om samen te werken met mensen die echt met de voeten in het bluswater staan. Wij zijn eigenlijk ook een beetje ambassadeurs van de wetenschap.

Moeten bestuurders zich meer aan wetenschap houden?

De Vries: Er zal altijd politiek bestaan en er zullen altijd redenen zijn waarom dingen toch anders worden gedaan dan de wetenschap voorschrijft. Maar ik weet zeker dat de boodschappen en de lessen die we geleerd hebben, langzamerhand wel beginnen door te dringen bij instanties, waaronder ministeries.

Je ziet bijvoorbeeld ook dat de industrie bij projecten steeds meer rekening houdt met participatietrajecten en het betrekken van burgers. Men beseft dat draagvlak heel belangrijk is, minstens zo belangrijk als de technologie zelf.