Wat ga ik leren?

Bij de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde leer je om apparaten en systemen te bedenken, ontwerpen, maken en verbeteren. Om de maatschappij veiliger, aangenamer en duurzamer te maken.

Je krijgt een brede theoretische basis in wis- en natuurkunde. Met die kennis van wis- en natuurkunde kijk je met een analytische blik naar de wereld. Je leert voor de hand liggende oplossingen kritisch te onderzoeken en betere alternatieven te bedenken. Analyseren, ontwerpen en samenwerken vormen een belangrijk onderdeel van de opleiding. Daarnaast leer je in teamverband presenteren en rapporteren, skills die onmisbaar zijn in je latere werk.

Opbouw van de bachelor

De bacheloropleiding duurt drie jaar en elk jaar is verdeeld in kwartalen, die worden afgesloten met een tentamenweek. De studie Werktuigbouwkunde bestaat met name uit wiskunde, mechanica en typische werktuigbouwkundevakken. Hoor- en werkcolleges worden afgewisseld met practica en projecten waarin je berekeningen maakt en toepast op praktische voorbeelden.

Wis-en natuurkunde

Kennis van wis-en natuurkunde heb je nodig om apparaten en systemen te begrijpen en verder te ontwikkelen.

Vakverdeling

45% Werktuigbouwkunde theorie
25% Werktuigbouwkunde project
15% Wiskunde
15% Minor

Het eerste jaar bestaat voor de helft uit wiskunde- en mechanicavakken. Deze technische basis heb je nodig om Werktuigbouwkunde te kunnen beheersen. In de andere vakken leer je meer over werktuigbouwkundige onderwerpen. Deze kennis pas je daarnaast toe in drie ontwerpprojecten.

Vakken en competenties

In het tweede (en derde) jaar verschuift het accent van de basistheorie meer naar verdieping in de mechanica en thermodynamica en naar verbreding in wiskunde, materiaalkunde en regeltechniek. Daarbij krijg je te maken met geavanceerde meet- en analysetechnieken. Ook in het tweede jaar worden de theorievakken versterkt met projectonderwijs en practica waarin je de theorie echt gebruikt.

In de eerste helft van het derde jaar kies je een minor naar keuze. Het tweede semester staat vooral in het teken van de bachelor eindopdracht waarin je met een groep medestudenten een onderzoeks- of ontwerpopdracht opstelt en uitvoert. Ook het derde jaar bevat nog een aantal verplichte vakken.

Bij de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde leer je om apparaten en systemen te bedenken, ontwerpen, maken en verbeteren. Om de maatschappij veiliger, aangenamer en duurzamer te maken.

Je krijgt een brede theoretische basis in wis- en natuurkunde. Met die kennis van wis- en natuurkunde kijk je met een analytische blik naar de wereld. Je leert voor de hand liggende oplossingen kritisch te onderzoeken en betere alternatieven te bedenken. Analyseren, ontwerpen en samenwerken vormen een belangrijk onderdeel van de opleiding. Daarnaast leer je in teamverband presenteren en rapporteren, skills die onmisbaar zijn in je latere werk.

Wis-en natuurkunde

Kennis van wis-en natuurkunde heb je nodig om apparaten en systemen te begrijpen en verder te ontwikkelen.

Opbouw van de bachelor

De bacheloropleiding duurt drie jaar en elk jaar is verdeeld in kwartalen, die worden afgesloten met een tentamenweek. De studie Werktuigbouwkunde bestaat met name uit wiskunde, mechanica en typische werktuigbouwkundevakken. Hoor- en werkcolleges worden afgewisseld met practica en projecten waarin je berekeningen maakt en toepast op praktische voorbeelden.

Vakverdeling

45% Werktuigbouwkunde theorie
25% Werktuigbouwkunde project
15% Wiskunde
15% Minor

Het eerste jaar bestaat voor de helft uit wiskunde- en mechanicavakken. Deze technische basis heb je nodig om Werktuigbouwkunde te kunnen beheersen. In de andere vakken leer je meer over werktuigbouwkundige onderwerpen. Deze kennis pas je daarnaast toe in drie ontwerpprojecten.

Vakken en competenties

In het tweede (en derde) jaar verschuift het accent van de basistheorie meer naar verdieping in de mechanica en thermodynamica en naar verbreding in wiskunde, materiaalkunde en regeltechniek. Daarbij krijg je te maken met geavanceerde meet- en analysetechnieken. Ook in het tweede jaar worden de theorievakken versterkt met projectonderwijs en practica waarin je de theorie echt gebruikt.

In de eerste helft van het derde jaar kies je een minor naar keuze. Het tweede semester staat vooral in het teken van de bachelor eindopdracht waarin je met een groep medestudenten een onderzoeks- of ontwerpopdracht opstelt en uitvoert. Ook het derde jaar bevat nog een aantal verplichte vakken.