Een circulaire bouwsector vergt andere dan de gebruikelijke handelwijzen. Promovendus Mart van Uden onderzoekt in hoeverre dagelijkse praktijken de gewenste transitie naar circulaire bouw in de weg staan. Marts zoektocht naar de mechanismen die ervoor zorgen dat doelen wel of niet gesteld en behaald worden, geeft inzicht in (on)bewuste tegengestelde belangen. “De haast om te bouwen staat vaak het behalen van circulaire doelen in de weg.” 

Mart doet zijn PhD onderzoek binnen het project Trancibo: Changing inter-organizational collaborative behaviour in circular construction projects, dat nu bijna drie jaar onderweg is. In dit project achterhalen Delftse en Amsterdamse wetenschappers hoe gedrag in samenwerkingsverbanden kan worden beïnvloed.

 “Het gaat over grootschalige kaders zoals wet- en regelgeving en hoe markten zijn ingericht en functioneren. Maar bijvoorbeeld ook over de vraag hoeveel ruimte en vrijheid een individu in een organisatie heeft om anders te gaan handelen. Ik kijk vooral naar de relaties tussen partijen van opdrachtgevers tot en met slopers en naar de oorsprong en effecten van hun handelen in de hele keten. Ons consortium omvat verschillende overheden, architectenbureaus en aannemers. Hun werkprocessen vormen ons laboratorium.”

Kinderschoenen

Waar komen door opdrachtgevers gestelde circulaire ambities eigenlijk vandaan? Wat voor uitwerking hebben ze op de diverse schakels in de bouwketen? Marts zoektocht naar de mechanismen die ervoor zorgen dat doelen wel of niet gesteld en behaald worden, heeft inmiddels meerdere inzichten opgeleverd. Zo wordt het handen en voeten geven aan de intentie om materialen te hergebruiken in een bouw- of renovatieproject gefrustreerd. Onder andere door onzekerheid over waar die materialen vandaan gaan komen, hoeveel ze kosten en of er tijdig voldoende beschikbaar zijn. De markt voor circulair bouwen staat namelijk nog in de kinderschoenen. “Er komen weliswaar steeds meer verzamel- en overslagpunten, ook wel hubs genoemd, voor herbruikbaar materiaal maar die kunnen niet voldoen aan de enorme vraag naar materialen die aan alle geldende eisen voldoen.” Bovendien is het soms gissen wat voldoende kwaliteit eigenlijk inhoudt in een circulaire economie. “Hoe bepaal je of elementen van een staalskelet uit het ene gebouw nog jaren mee kunnen in een ander gebouw? Hiervoor zijn nu geen normen. Een aannemer zal geen draagconstructie van gebruikt materiaal willen maken als een kwaliteitsoordeel, zoals een keurmerk, niet mogelijk is en de gevolgen van een afwijking van de nieuw-standaard alleen voor zijn rekening komen.”

Al die onzekerheid vergt de nodige flexibiliteit van alle partijen: in planningen, maar ook in financierings- en samenwerkingsvormen. “Want er komen nieuwe actoren in het spel, zoals sloopbedrijven of exploitanten van materialenhubs.” Het stellen van een abstract doel in tenders is belangrijk, stelt Mart. “Dit laat ruimte aan partijen om er op verschillende manieren invulling aan te geven.” Per project kan dan een balans worden gezocht tussen benodigde tijd, te maken kosten en kwaliteitseisen enerzijds en de mogelijkheden om hieraan via de trits ‘reduce, reuse en recyle’ tegemoet te komen.

Mart van Uden in de Espressobar van de faculteit Bouwkunde. De bar is gebouwd van raamkozijnen van de in 2007 afgebroken 'Zwarte Madonna' van Carel Weber.

Scores

Tegelijkertijd ziet Mart dat bepaalde beleidsinstrumenten de beoogde transitie op gang helpen brengen. Zoals ESG-ratings, internationaal gehanteerde scores voor impact van bedrijven op milieu, maatschappij en governance. Deze duurzaamheidscores dienen als handvat voor investeerders.  “De invloed van ESG-ratings neemt duidelijk toe. Ik verwacht dat de nu nog bescheiden rol in het vormen van ambities op projectniveau in de komende jaren groter wordt en zodoende tot hervorming van de bouwketen gaat leiden.” Een instrument zoals de verplichte Milieuprestatie voor gebouwen (MPG) kan, door verdere aanscherping van de eisen, ook een dergelijke rol spelen. “Betonconstructies kun je nu nog toepassen, maar gezien de milieu-impact van beton zal een strengere score dit gaan bemoeilijken. Zo worden circulair en biobased bouwen almaar serieuzer alternatieven.” Mart noemt ook een neveneffect van het succes van zonnepanelen. “In energetisch opzicht een wenselijke ontwikkeling, maar vanwege de gebruikte materialen en de buitenlandse herkomst scoren ze qua invloed op het milieu doorgaans slecht. Ook hier kan de Milieuprestatie voor gebouwen een impuls geven om herbruikbare zonnepanelen te gaan produceren.”

Beter communiceren

Omdat ambities voor hergebruik ten opzichte van een strakke planning, een rigide budget en scherpe kwaliteitseisen vaak alleen nog ‘zacht’ kunnen worden gedefinieerd, lopen ze een grote kans te sneuvelen wanneer ketenpartners in de samenwerking niet goed communiceren over hun doelen en de waarden die ze hierbij koesteren. “Soms zijn er politieke redenen om ergens haast achter te zetten. Er kan wellicht tijd worden uitgeruild voor geld, zodat een ontwerper of een aannemer toch ruimte krijgt om ambities te kunnen waarmaken. Maar dit gebeurt soms niet eenvoudigweg omdat er tussen publieke en private partijen slecht gecommuniceerd wordt. De ‘zachte’ ambities delven dan al snel het onderspit.” En dat, zegt Mart, is nou typisch zo’n ingesleten patroon dat relatief eenvoudig kan worden doorbroken. “Welke interventies daarvoor in aanmerking komen, testen mijn collega-onderzoekers uit bij verschillende consortiumpartners. Zo komen we uiteindelijk tot een overzicht van situaties waarin interventies zouden moeten plaatsvinden én een handboek voor interventies die verandering teweegbrengen.”

Naar een handboek met interventies

TU Delft en de Vrije Universiteit Amsterdam vormen in dit project een tandem. Marts evenknie is organisatiewetenschapper Elonie Kooter, promovendus aan de VU. Beiden verrichten het nodige veldwerk. “Voor mij betekent dat veel interviews en persoonlijkheidstests afnemen om erachter te komen hoe men werkt en waarom dat zo is”, vertelt Mart. De uitkomsten toetst hij aan inzichten uit de transitieliteratuur en aan zogenaamde ‘praktijktheorie’. Dit is een benadering in de sociologie en antropologie waarmee individueel handelen wordt gerelateerd aan maatschappelijke structuren. “Elonie is ook bij werkoverleggen van diverse partijen in de bouwketen aanwezig om te achterhalen welke interventies in de manier van werken een gunstige uitwerking kunnen hebben. Manon Eikelenboom, een postdoc-onderzoeker van de VU, gebruikt onze bevindingen dan weer om specifieke interventies uit te werken tot een handboek voor de praktijk.”

Dit verhaal is gepubliceerd: februari 2023

Meer informatie

Headerbeeld: Circulaire Bouwhub Beelen NEXT in Utrecht. Materialen uit ontmantelde gebouwen worden verzameld en bewerkt, om weer hergebruikt te worden in bouwprojecten;  fotograaf Marcel Terlouw.