TPM Portraits: Margot Weijnen

Als het onderwijs binnen Technische Bestuurskunde langzaamaan gestalte krijgt, is het tijd voor de volgende stap: onderzoek. Met het aanstellen van Margot Weijnen als hoogleraar in 1994 komen bij TB de eerste grote onderzoeksprogramma’s van de grond. Weijnen staat aan de basis van Design and Management of Infrastructures en NG Infra. “Dankzij deze programma’s werden we eindelijk serieus genomen in Delft.”

Meer samenwerking tussen faculteiten bij onderzoek op het gebied van milieu en energie. Voor die opdracht komt Margot Weijnen in 1990 naar de TU Delft. Zo ontstaat Interduct, het Delftse instituut voor schone technologie. Weijnen: “Meer interfacultaire samenwerking moest ervoor zorgen dat we grotere projecten naar Delft konden halen.”

Samenwerking tussen faculteiten is in die tijd nog behoorlijk nieuw in Delft, vertelt Weijnen. “Er was nog weinig harmonisatie. Elke faculteit had bijvoorbeeld nog z’n eigen briefpapier. Het was ook lastig om faculteiten warm te krijgen voor projecten die ze niet zelf hadden bedacht. Ieder had z’n eigen ideeën over programma’s en de aanpak.”

Hoogleraar Proces- en Energiesystemen

Toch komt Interduct van de grond en worden er steeds meer projecten binnengehaald. In 1994 wordt Weijnen benoemd als hoogleraar Proces- en Energiesystemen aan de faculteit Technische Bestuurskunde, die dan nog in de steigers staat. Weijnen: “TB bestond nog niet bij de oprichting van Interduct. Voor TB was de ontwikkeling van het onderwijsprogramma de eerste prioriteit. Op het gebied van onderzoek was er nog bitter weinig.”

Aanvankelijk probeert Weijnen haar nieuwe functie te combineren met haar werk bij Interduct. Maar in 1995 besluit ze volledig over te stappen naar TB. “Op de faculteit moest gewoon nog te veel gebeuren. Daar wilde ik me volledig op kunnen focussen. Samen met mij stapte ook het grootste deel van Interduct over naar TB. We waren een hele hechte groep en hadden bij TB simpelweg meer toekomstperspectief.” 

Een onderzoeksprogramma opzetten

Het opzetten van een onderzoeksprogramma is een behoorlijke uitdaging, zegt Weijnen. “Er was nauwelijks basisfinanciering en het onderwijs slokte veel aandacht op. Voor het aannemen van onderzoekers moesten we dus externe middelen verwerven. Gelukkig had ik vanuit mijn verleden bij Shell en Interduct inmiddels een groot netwerk in de industrie en beleidswereld, met name bij het ministerie van VROM.” 

Met behulp van haar contacten en cofinanciering uit de industrie haalt TBM al gauw miljoenenopdrachten binnen. Bijvoorbeeld voor een project over groene waterstof en aardgas in het kader van de vergroening van de aardgasvoorziening. Weijnen: “Dat werd destijds nog een bizar idee gevonden, maar vandaag de dag is het super actueel.”

Bestaansrecht van TB bewijzen

Hoewel het enorm buffelen is, beklijven bij Weijnen vooral positieve herinneringen. “Er zat ongelooflijk veel energie in de faculteit. Iedereen was ontzettend ambitieus en gemotiveerd, ook de studenten. We wilden met z’n allen bewijzen dat de faculteit bestaansrecht had. Dat zorgde voor veel saamhorigheid.”

Wat ook bijdraagt aan het groepsgevoel is dat alle secties kriskras door elkaar zitten in het gebouw. Weijnen: “Hierdoor kwam je met iedereen in aanraking. We lunchten vaak samen. En als je elkaar vaak spreekt, ontdek je ook wat je bindt. Bijvoorbeeld onze affiniteit met infrastructuursystemen. De liberalisering van de nutssectoren die toen losbarstte bracht zowel technologische als bestuurlijke vraagstukken met zich mee.”  

Een socio-technische benadering van infrastructuur

Uit de gesprekken met haar collega’s ontstaat het idee voor een nieuw interfacultair onderzoeksprogramma genaamd Design and Management of Infrastructures (DMI). Weijnen: “Dankzij stimuleringsmiddelen van de TU Delft was er ruimte voor een stuk of tien promotieplaatsen, verspreid over vijf faculteiten. Hierdoor konden we veel onderzoek op touw zetten en verder doorgroeien.” 

DMI is in die tijd het eerste programma dat infrastructuursystemen uit verschillende sectoren bestudeert als vergelijkbare systemen, zegt Weijnen. “We keken niet alleen naar energie, maar ook naar transport, water en telecom. Als je net een stapje verder uitzoomt zie je dat al die netwerken veel kenmerken gemeen hebben én dat ze van elkaar afhankelijk zijn.”

Het andere innovatieve aspect van DMI is het benaderen van infrastructuur vanuit een socio-technische invalshoek, de interactie tussen de sociale, bestuurlijke en technische complexiteit. Weijnen: “Heel belangrijk hierbij was het gebruik van modellen. Dit waren de jaren waarin serious games en agent based modelling een hoge vlucht namen.”

Weer een nieuw programma: NG Infra

Het succes van DMI geeft TBM munitie een gooi te doen naar de laatste ronde onderzoeksgelden van het FES, vergelijkbaar met het huidige Groeifonds. Rond de eeuwwisseling schrijft Weijnen samen met Ernst ten Heuvelhof en andere collegae van TB een voorstel voor een nieuw programma op het gebied van infrastructuur: Next Generation Infrastructures (NG Infra). Het gaat om een samenwerking tussen kennisinstellingen en netbeheerders, met TB in de lead.

Weijnen: “Ik weet nog dat ik met een dik pak papier persoonlijk naar Den Haag ben gereden. Ik was zo bang dat er iets fout zou gaan met de post dat ik geen enkel risico nam. En de e-mail was net in opkomst, dus daar had ik ook niet genoeg vertrouwen in. Nu wist ik in ieder geval zeker dat het op tijd en bij de juiste mensen aankwam.”

Dan begint het lange wachten. “Het was lange tijd onzeker of de laatste ronde van de FES-gelden wel door zou gaan. Uiteindelijk duurde het twee jaar voor er duidelijkheid was.” Maar het wachten wordt beloond. “In november 2003 hoorden we dat onze aanvraag werd gehonoreerd en dat er 20 miljoen euro aan subsidiemiddelen was toegekend. We waren dolgelukkig. Er moest nog wel 20 miljoen aan cofinanciering bij, maar ook dat kregen we voor elkaar.”

Eindelijk serieus genomen in Delft

Dat NG Infra uit de koker van TBM komt, zet de faculteit volgens Weijnen definitief op de kaart in Delft. “Lange tijd voelden we ons toch niet helemaal serieus genomen. We waren klein en er hing een sfeer bij de TU dat wij daar als niet harde technologische opleiding eigenlijk niet thuis hoorden. Maar het succes van DMI en NG Infra heeft ons geholpen een stevige positie te verwerven in Delft. Daar ben ik enorm trots op.”

Het pionierswerk van NG Infra blijft niet onopgemerkt in Europa. Geïnspireerd op het programma wordt in het Verenigd Koninkrijk het Infrastructure Transitions Research Consortium opgericht, geleid door de universiteit van Oxford. Weijnen: “In Nederland scoorden we top op alle criteria van de onderzoekvisitaties. Dan kun je het dus nooit meer beter doen. Het is goed dat de faculteit er na tien jaar NG Infra voor gekozen heeft de blik te verbreden naar complex engineering systems en comprehensive engineering.”

Heimwee naar beginjaren

Door haar werkzaamheden bij de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) en NWO is Weijnen nu minder betrokken bij TBM dan voorheen. “Ik heb nog weleens heimwee naar de spirit en cohesie van de beginjaren. Die cohesie zie je nu op een ander schaalniveau, zoals in de labs. Verder zijn we door de enorme groei meer een ‘gewone’ faculteit geworden. Inmiddels hebben veel van de promovendi die wij voor de DMI- en NGInfra-programma's hebben geworven, een bloeiende carrière en zijn zij hoogleraar of universitair hoofddocent geworden aan de faculteit TPM of elders. Ik moet ook niet in de nostalgie blijven hangen. Er is zoveel bereikt om trots op te zijn. De faculteit is volwassen geworden en heeft haar plaats zeker verdiend."

De aanwezigheid van sociale en geesteswetenschappen geeft TBM volgens Weijnen een unieke positie in Delft. “Dat interdisciplinaire karakter heb ik ook zelf altijd als een enorme verrijking ervaren. Ik heb heel veel geleerd van m’n collega’s van beleidskunde, bestuurskunde en systeemanalyse. Design and Management of Infrastructures en – later – NG Infra had ik nooit kunnen bedenken in een andere omgeving dan TB(M).”

TPM Portraits

In de serie "TPM Portraits" spreken we TBM’ers, dwars door de faculteit heen. In het teken van het 30-jarig jubileum van TBM voeren we persoonlijke gesprekken met mensen die allemaal op hun eigen manier onderdeel zijn (geweest) van de TBM gemeenschap. Wat hebben zij meegemaakt binnen de faculteit? Wat is voor hen TBM vandaag de dag? En hoe zien zij de toekomst? Elke twee weken verschijnt er een nieuw portret.