Oude tijden herleven voor klimaatadaptatie

Nieuws - 09 januari 2024 - Webredactie

Extreme regenbuien worden steeds extremer en periodes van droogte komen steeds vaker voor. Om de Nederlandse delta leefbaar te houden zullen er aanpassingen nodig zijn, zoals extra waterbuffers. Nederland kent een geschiedenis van strijd tegen het water, maar maakt ook gretig gebruik van het water. Wat kunnen we leren van ons erfgoed? Erik Mostert, docent en onderzoeker Watermanagement bij de TU Delft, ontwikkelde verschillende strategieën voor de provincie Zuid-Holland om beter bestand te zijn tegen klimaatverandering. Inspiratie daarvoor was afkomstig van Nederlands erfgoed: trekvaarten.

Het nieuwe Bentmeer, een meer van 13 km2 ten oosten van Zoetermeer, slaat in de winter extra water op voor de droge zomers. Watersport en natuur vinden er gezamenlijk hun weg. Nieuwe vaarwegen verbinden het meer met de Oude Rijn en de Rotte, waarlangs paarden trekschuiten voorttrekken en waar mensen leren over de Nederlandse geschiedenis. En waarlangs appartementen verrijzen in een aangename groene en waterrijke omgeving. Het is een van de toekomstscenario’s waarmee de provincie het gebied tussen Rotterdam, Den Haag en Gouda klimaatadaptief, leefbaar en recreatief kan ontwikkelen.

Eeuwenoude trekvaarten

In opdracht van de provincie Zuid-Holland, in het kader van de erfgoedlijn trekvaarten, onderzocht Erik Mostert de toekomstwaarde van trekvaarten. Om de oude veengebieden droog te houden werden er in de middeleeuwen kanalen gegraven. Na aanpassingen in de 17e eeuw deden deze ook dienst als trekvaart. Voorbeelden van trekvaarten in Zuid-Holland zijn de Vliet, de Schie, de Gouwe en de Oude Rijn.

Samen met afstudeerders Esmee Kuit en Coen Kramer verkende Mostert verschillende scenario’s en strategieën om met klimaatverandering in Zuid-Holland om te gaan. De oude trekvaarten spelen hierin een belangrijke rol. Tijdens droogtes helpen zij om het water uit het Bentmeer te verdelen en in natte periodes kunnen zij het overtollige water afvoeren richting zee.

Impressie van het studiegebied met het voorgestelde Bentmeer en de herstelde Hoogeveense vaart. Met in het zuiden Rotterdam, Leiden in het noorden, Den Haag en Delft aan de westzijde, Gouda in het oosten en Zoetermeer in het midden.

De Benthuizer Noordpolder

Als onderdeel van het onderzoek is de herinrichting van de Benthuizer Noordpolder uitgewerkt. “Wij laten zien hoeveel extra waterberging er nodig is om om te gaan met klimaatverandering en hoe dit gecombineerd kan worden met wonen, recreatie en natuur.” Het voorgestelde Bentmeer moet 26,5 miljoen m3 aan water bergen om als extra zoetwaterbron te dienen tijdens droogte. Dat betekent een meer van 13,3 km2, ruim 13 keer groter dan de Kralingse Plas. De polder bij Benthuizen lijkt hiervoor een geschikte locatie: er is weinig bebouwing én het ligt laag.

Om extra wateroverlast door klimaatverandering te voorkomen, wordt meer lokale waterberging in de verschillende polders voorgesteld. De capaciteit van de bestaande poldergemalen is simpelweg niet voldoende om al het extra water snel genoeg weg te pompen.

De klimaatschuit

De nieuwe waterwegen die nodig zijn voor de uitwisseling van water van en naar het Bentmeer, bieden kansen om de geschiedenis van het landschap te vertellen. Mostert ziet het al voor zich hoe de ‘Klimaatschuit’ straks in de vaart gaat: “Er moet een trekschuit gaan varen, getrokken door een paard over het jaagpad. Het heeft een museumfunctie. Tegelijkertijd kan de schuit een locatie zijn voor toekomstdiscussies, om in gesprek te gaan over het veranderende klimaat en hoe we daarmee om moeten gaan.”

Het onderzoek is onderdeel van het project ‘Erfgoed onthult. Trekvaarten binnen het waterverband.’ en kwam tot stand dankzij een bijdrage van de erfgoedlijn Trekvaarten van de Provincie Zuid-Holland.

Bekijk hier het eindrapport ‘De klimaatschut: trekvaarten, klimaatadaptatie en ruimtelijke ontwikkeling in Zuid-Holland.’ Geschreven door Erik Mostert, met input van Esmee Kuit, Coen Kramer, Fransje Hooimeijer, Olivier Hoes, Jan Peter Hofman en Max Hofman.