Humans of Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science

Karen Aardal

Professor

Ik woon in Utrecht en een werkdag voor mij duurt meestal twaalf tot veertien uur met het reizen erbij. En dan plannen ze vergaderingen ook soms in de lunch want dan heb je in ieder geval geen onderwijstaak. Het ene moment ben je happy, en de andere dag denk je “dit kan gewoon echt niet de bedoeling zijn.” Pas nu ik ook een dag per week voor NWO werk ben ik veel beter geworden in nee zeggen. Als het niet in vier dagen past, durf ik nee te zeggen.

Veel druk komt natuurlijk uit jezelf, omdat je het heel leuk vindt wat je doet. Anders hou je het ook niet vol. Maar het wordt, net als in de maatschappij, wel steeds drukker. Dat komt met name omdat de controledrift toeneemt. Wat dat betreft is het academische leven niet anders dan dat van bijvoorbeeld zorgpersoneel en leraren. Al die gesprekken, commissies, en formulieren die door allerlei mensen ondertekent moeten worden, in de goeie volgorde. De gesprekken zijn absoluut waardevol, maar die documentatie daaromheen… Van mij mag dat allemaal een tandje minder, meer op vertrouwen. Mensen groeien van verantwoordelijkheid nemen.

De afdeling geef ik wel een pluim. Ik heb zelden een afdeling zonder spanningen of ruzies meegemaakt, maar hier zorgen we goed voor elkaar. Echt iedereen is van goeie wil. En mijn instituut snapt heel goed dat je als wetenschapper het ene jaar meer succes hebt en dat dat een ander jaar wat moeizamer gaat.

Er is bijna geen avond of weekend waarin ik niet werk. Nu mijn kinderen uit huis zijn heb ik iets meer vrije tijd. Maar spontaan iets doen ondernemen, dat lukt niet. Dus plan ik afspraken in. Zo speel ik klarinet, samen met een pianiste. En daar moet ik dan ook meerdere keren per week voor oefenen, want ik wil niet haar tijd verspillen. Hetzelfde met sporten, daar heb ik mezelf een personal trainer gegund. Die dient als stok achter de deur. En af en toe ga ik met mijn man naar Noorwegen toe, voor wat zen in de natuur. We hebben een huisje op een eiland zonder vastwonenden, daar zitten we dan echt helemaal alleen. We hebben ook een opera-abonnement, en ook al denk ik vaak dat ik er echt niet de tijd voor heb, toch ben ik elke keer blij dat ik er geweest ben. Heerlijk!

Ik merk het ook aan onze jonge mensen, dat de drukte hen in de greep heeft. We maken ze een beetje gek met al die reviews en R&O gesprekken, met heel veel eisen. Ik denk dat we soms uit het oog verliezen dat het creëren van een creatieve, stimulerende en academische sfeer wel zo belangrijk is. En nogmaals, onze afdeling probeert hier goed mee om te gaan, maar ik zie wel degelijk dat veel jonge mensen zich vaak zorgen maken. Dit heeft de minister goed gezien en daarom pleit hij in zijn beleidsbrief voor “meer rust in het systeem”!

Mensen op hun gemak stellen zie ik dus als een van mijn belangrijkste taken. Waar we normaal gesproken elke maand een groepsbespreking hebben, deed ik dat tijdens COVID wekelijks, online. Een vinger aan de pols houden, niet alleen qua onderzoek, maar juist ook hoe het met hen persoonlijk gaat. Mijn deur staat vrijwel altijd open en ik probeer elke week voor ieder van hen een kwartier, twintig minuten te pakken om te praten. We doen gezamenlijke uitjes zoals paintball en tijdens de lunches gaat het nauwelijks over werk en productie. Het is een hele internationale groep, dus er is zoveel interessants om over te praten. Ik ben echt heel gehecht aan de groep en haal daar enorm veel inspiratie uit.

Naast die controledrift zou ik best nog wat andere dingen anders willen zien. Dat stoere, die cultuur van 24/7 en weekenden, dat heeft toch een soort van opschepfactor. Het is ongezond, een beetje kinderlijk ook. Maar, als ik mezelf hoor praten dan doe ik daar blijkbaar even goed aan mee. En als TU Delft ambiëren we om een heel inclusieve en diverse werkomgeving te zijn. Ik vind dat nog steeds te veel een papieren constructie. Als je de faculteit binnenkomt is het duidelijk een heel wit, masculien gebouw, bijvoorbeeld. Waar zijn de stilteruimtes voor mensen die misschien willen bidden? En, ruimtes voor jonge moeders? De organisatie moet laten zien dat het menens is.